ECLI:NL:CRVB:2014:2353
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- E.W. Akkerman
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WAO-uitkering wegens onttrekking aan tenuitvoerlegging van straf
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de WAO-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant ontving sinds 2004 een WAO-uitkering, maar deze werd per 1 augustus 2011 beëindigd op de grond dat hij zich zou hebben onttrokken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf. Het Uwv stelde dat appellant zich had onttrokken aan de uitvoering van opgelegde straffen, wat door appellant werd betwist. De rechtbank Amsterdam had eerder het besluit van het Uwv vernietigd, maar het Uwv nam een nieuw besluit waarbij de uitkering opnieuw werd ingetrokken. Appellant, die in Portugal woont, voerde aan dat de intrekking van zijn uitkering in strijd was met het proportionaliteitsbeginsel en dat hij geen financiële middelen had om naar Nederland te komen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv niet aannemelijk had gemaakt dat de Nederlandse overheid pogingen had ondernomen om de straf ten uitvoer te leggen. De Raad benadrukte dat de enkele opname in het opsporingsregister niet volstaat als bewijs van onttrekking. De Raad concludeerde dat het Uwv zijn verantwoordelijkheid niet had genomen en dat de beëindiging van de uitkering onterecht was. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en het bestreden besluit, herstelde de WAO-uitkering van appellant en veroordeelde het Uwv tot vergoeding van de proceskosten.