ECLI:NL:CRVB:2014:2340
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van niet-ontvankelijkverklaring bezwaar inzake studiefinanciering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen besluiten over de herziening van de aanvullende beurs voor studiefinanciering aan appellante. De Minister had in 2010 en 2011 besluiten genomen waarbij de aanvullende beurs was herzien en terugvorderingen waren ingesteld. Appellante stelde dat zij deze besluiten niet had ontvangen en dat haar bezwaar tegen een latere brief met acceptgiro niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, omdat de brief met acceptgiro geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad oordeelde dat de Minister in beginsel aannemelijk moest maken dat de besluiten waren verzonden, maar dat in dit geval uit de beschikbare gegevens kon worden afgeleid dat de besluiten wel degelijk waren ontvangen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.