ECLI:NL:CRVB:2014:2337

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
9 juli 2014
Zaaknummer
14-2326 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep wegens termijnoverschrijding

Op 9 juli 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 14/2326 WW. Het hoger beroep was ingesteld door appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 11 maart 2014. De Centrale Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, welke termijn ingaat op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. In dit geval was de uitspraak op 11 maart 2014 aan de partijen toegezonden, en het beroepschrift was pas op 24 april 2014 ontvangen, terwijl het op 23 april 2014 ter post was bezorgd. Dit betekent dat het beroepschrift na afloop van de termijn was ingediend.

De Centrale Raad overwoog dat, hoewel appellante aanvoerde dat zij het beroepschrift tijdig had geschreven en gepost, de redenen die zij gaf voor de termijnoverschrijding, zoals slechte postbezorging en persoonlijke omstandigheden, niet voldoende waren om te concluderen dat zij niet in verzuim was. De rechtbank had appellante eerder gewezen op de termijn van zes weken, en het risico van een niet-tijdige indiening kwam volledig voor haar rekening. Gezien deze overwegingen verklaarde de Centrale Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk, zonder verder onderzoek te doen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 9 juli 2014
14/2326 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
11 maart 2014, 13/2385 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 11 maart 2014 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 24 april 2014 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 23 april 2014 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 28 april 2014 is aan appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellante heeft daarop bij brief van 2 mei 2014 geantwoord dat zij het beroepschrift tijdig heeft geschreven en gepost. Appellante heeft de slechte postbezorging van PostNL, haar lange reistijd naar haar werk en de zorg voor haar moeder als redenen voor de termijnoverschrijding genoemd.
Wat appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In dat verband wordt overwogen dat appellante door de rechtbank is gewezen op de beroepstermijn van zes weken. In situaties als de onderhavige geldt het uitgangspunt dat het risico dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend, volledig voor rekening komt van de partij die het hoger beroep instelt.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2014.
(getekend) M. Greebe
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.
IvZ