ECLI:NL:CRVB:2014:2333

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 juli 2014
Publicatiedatum
9 juli 2014
Zaaknummer
12-6405 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tot toekenning van een brommobiel op basis van vervoersbehoefte en medische adviezen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zutphen. Appellante, die kampt met mobiliteitsproblemen door een reumatische aandoening en knieartrose, had een aanvraag ingediend voor de toekenning van een brommobiel. Het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn had deze aanvraag afgewezen, met de argumentatie dat de vervoersbehoefte van appellante adequaat kon worden vervuld door een combinatie van een scootmobiel en collectief vervoer per TaxiBUS. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellante heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

Tijdens de zitting op 28 mei 2014 heeft appellante haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar zoon. Het college werd vertegenwoordigd door M.W.R.A. Gerritsen en P.C. Maarssen van den Brink. De Raad heeft de argumenten van appellante, waaronder de ongeschiktheid van de scootmobiel in winterse omstandigheden en de noodzaak voor direct vervoer naar huis bij pijnklachten, overwogen. Echter, de Raad oordeelde dat appellante niet voldoende medische onderbouwing had geleverd voor haar stellingen. De combinatie van TaxiBUS en scootmobiel werd als een adequate oplossing gezien, waarbij ook de terugbelservice van de TaxiBUS werd genoemd als een positieve factor.

De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank volledig onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 9 juli 2014.

Uitspraak

12/6405 WMO
Datum uitspraak: 9 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 7 november 2012, 12/231 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (college)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld en het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2014. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar zoon[naam]. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M.W.R.A. Gerritsen en P.C. Maarssen van den Brink.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellante ondervindt problemen in haar mobiliteit ten gevolge van een reumatische aandoening en knieartrose. Verder is sprake van incontinentieklachten. Bij besluit van
27 april 2011 heeft het college de door appellante op 22 februari 2011 ingediende aanvraag, strekkende tot toekenning van een brommobiel (gesloten buitenwagen), afgewezen.
1.2. Na bezwaar heeft het college deze afwijzing, onder verwijzing naar het advies van de onafhankelijke bezwarencommissie van 27 december 2011, gehandhaafd bij besluit van
17 januari 2012 (bestreden besluit). Appellante komt niet in aanmerking voor een gesloten buitenwagen omdat in haar vervoersbehoefte kan worden voorzien door een scootmobiel (voor de kortere afstanden) in combinatie met collectief vervoer door middel van TaxiBUS (voor de langere afstanden). Deze combinatie is de goedkoopst adequate voorziening. Het college heeft zich hierbij gebaseerd op medische adviezen van de artsen K. Jacobs van 7 april 2011 en K.D. Guldemond van 18 augustus 2011 en 8 december 2011. Appellante wordt in staat geacht om zich bij koud en vochtig weer, met adequate kleding en een schootkleed, over korte afstanden te verplaatsen met een scootmobiel. Er zijn voorts geen medische belemmeringen om voor de langere afstanden gebruik te kunnen maken van vervoer met TaxiBUS.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel dat het college de omstandigheden van appellante voldoende heeft onderzocht en terecht heeft geconcludeerd dat appellante niet is aangewezen op een gesloten buitenwagen. Het college wordt gevolgd in het standpunt dat appellante zich, ook bij koudere temperaturen, voldoende kan kleden om zich met haar scootmobiel te verplaatsen. Appellante heeft niet medisch onderbouwd dat zij geen thermokleding dan wel omhullende kleding kan aantrekken om zich te beschermen tegen de koude en appellante kan de scootmobiel, die een lichte handgreep heeft, medisch gezien hanteren. Verder heeft het college wat de TaxiBus betreft gewezen op de terugbelservice waardoor appellant het grootste deel van de wachttijd binnen kan doorbrengen.
3.
Appellante heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Herhaald wordt dat een scootmobiel wegens blootstelling aan weersinvloeden, met name in de winter, geen passend vervoermiddel is. Verder wordt aangevoerd dat vervoer per TaxiBUS niet geschikt is omdat ze direct naar huis moet kunnen als ze pijn voelt opkomen. Ten slotte betoogt appellante dat de door het college overgelegde gegevens niet compleet zijn.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel rust worden volledig onderschreven.
4.2.
Appellante heeft ook in hoger beroep haar betoog dat zij gelet op haar beperkingen met een scootmobiel en TaxiBUS onvoldoende wordt gecompenseerd in haar vervoersbehoefte niet onderbouwd met medische gegevens. De wachttijd voor de terugreis per TaxiBUS is, mede gezien de mogelijkheid van de terugbelservice, aanvaardbaar te achten. De combinatie van vervoer per TaxiBUS met meeneming van de scootmobiel biedt appellante voorts de mogelijkheid om na het bereiken van haar bestemming per TaxiBUS zich per scootmobiel verder te verplaatsen. Daarnaast kan appellante, afhankelijk van het weertype en haar fysieke gesteldheid, ervoor kiezen zich met de scootmobiel te verplaatsen in plaats van met de TaxiBUS.
4.3.
Nu de aanvraag van appellante eerst in februari 2011 is gedaan zijn stukken uit 2010 waarnaar appellante verwijst niet relevant voor deze procedure. Ook anderszins is er geen reden om aan te nemen dat de Raad niet beschikt over alle op deze zaak betrekking hebbende stukken.
4.4.
Uit hetgeen is overwogen in 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2014.
(getekend) H.J. de Mooij
(getekend) I.J. Penning

RB