ECLI:NL:CRVB:2014:2320
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging recht op ziekengeld na zorgvuldig medisch onderzoek door verzekeringsarts
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellant, die als productiemedewerker in een bloemenkwekerij werkte. Appellant meldde zich ziek op 19 januari 2009 met liesklachten en ontving op 25 mei 2011 een besluit van het Uwv waarin werd vastgesteld dat hij per 17 januari 2011 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA. Appellant meldde zich opnieuw ziek op 5 januari 2012 met rugklachten en klachten ten gevolge van aambeien. De verzekeringsarts concludeerde op 12 april 2012 dat appellant geschikt was voor de functie van snackbereider, waarna het Uwv het recht op ziekengeld per 16 april 2012 beëindigde.
Appellant ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank ’s-Gravenhage oordeelde in de aangevallen uitspraak dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts. Appellant herhaalde in hoger beroep zijn eerdere gronden en stelde dat zijn psychische en fysieke beperkingen waren onderschat. Het Uwv betwistte dit en stelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die de situatie van appellant per de datum in geding zouden veranderen.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de verzekerde recht heeft op ziekengeld bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid, maar dat in dit geval de medische geschiktheid voor de functie van snackbereider niet in twijfel werd getrokken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er waren geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.