ECLI:NL:CRVB:2014:2305
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- R. Kooper
- B.J. van de Griend
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten voor gebitsrehabilitatie op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1940, een verzoek ingediend om vergoeding van kosten voor gebitsrehabilitatie op basis van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR). Dit verzoek werd afgewezen door de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling, die zich baseerde op eerdere uitspraken en de afwijzing van een vergelijkbaar verzoek op grond van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de afwijzing van de vergoeding niet onjuist was, aangezien de gebitsklachten van appellante al eerder als causaal beoordeeld waren in het kader van de Wuv. De Raad verwees naar een eerdere uitspraak van 31 augustus 2006, waarin werd vastgesteld dat de eerder vergoede gebitsrehabilitatie de schade door vervolging had hersteld, en dat nieuwe klachten niet als extra kosten konden worden beschouwd.
Tijdens de zitting op 22 mei 2014 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar echtgenoot, terwijl de verweerster werd vertegenwoordigd door mr. R.L.M.J. Gielen. De Raad overwoog dat appellante zich had beroepen op het vertrouwensbeginsel, maar oordeelde dat de erkenning van haar gebitsklachten als oorlogsletsel in eerdere besluiten niet als een bindende toezegging kon worden beschouwd. De Raad concludeerde dat de gemaakte fout door de verweerster hersteld kon worden zonder strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 3 juli 2014, met R. Kooper als voorzitter en B.J. van de Griend en R.C. Schoemaker als leden.