Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het beroep ongegrond;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een AOW-pensioen met partnertoeslag aan betrokkene, geboren op 21 november 1939. Betrokkene had op 27 juli 2011 een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen met ingang van november 2004, maar de Sociale Verzekeringsbank (SVB) had deze aanvraag slechts met terugwerkende kracht tot juli 2010 gehonoreerd. De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat er sprake was van een bijzonder geval, omdat de SVB niet voldoende had onderzocht waarom de AOW-aanvraagformulieren onbestelbaar retour waren ontvangen. De Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak vernietigd en geoordeeld dat de SVB niet verplicht was om nader adresonderzoek te verrichten. De Raad benadrukte dat belanghebbenden zelf verantwoordelijk zijn voor de tijdige indiening van hun aanvragen en dat de omstandigheid dat de SVB AOW-aanvraagformulieren ongevraagd toestuurt, hieraan niet afdoet. Betrokkene had niet aangetoond dat hij niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen of dat hij onbekend was met zijn recht op pensioen. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van een bijzonder geval en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.