ECLI:NL:CRVB:2014:2265
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellante, die sinds 6 december 1989 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had niet gemeld dat zij niet meer in de gemeente woonde. Dit leidde tot een onderzoek door de sociale recherche, die op basis van verschillende gegevens concludeerde dat appellante sinds 1 februari 2008 niet meer op het opgegeven adres woonde. Het college van burgemeester en wethouders van Gennep heeft daarop de bijstand van appellante met terugwerkende kracht ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellante betwist dat zij sinds 1 februari 2008 niet op het opgegeven adres woonde. De Raad heeft vastgesteld dat de verklaringen die appellante op 8 februari 2012 heeft afgelegd tegenover de sociale recherche voldoende bewijs vormen voor het standpunt van het college. De Raad oordeelt dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de geldende rechtspraak rechtvaardigen. De Raad bevestigt dat appellante in strijd met haar inlichtingenverplichting heeft gehandeld door haar verblijfplaats niet te melden, wat heeft geleid tot onterecht ontvangen bijstand.
De Raad concludeert dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen. Het hoger beroep van appellante wordt afgewezen, en de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.