ECLI:NL:CRVB:2014:2244

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
13-1762 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling college in proceskosten na verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juni 2014 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.C. Cerezo-Weijsenfeld. Het verzoek was gericht aan de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep, met als doel een voorlopige voorziening te treffen op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De aanleiding voor het verzoek was de noodzaak van opvang en begeleiding voor verzoeker, die door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam werd gerealiseerd.

Tijdens de procedure heeft het college aangegeven dat er overeenstemming was bereikt over een opvangmogelijkheid voor verzoeker, wat leidde tot de intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker heeft echter ook verzocht om vergoeding van de proceskosten, aangezien hij kosten had gemaakt in verband met de procedure. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college aan het verzoek om voorlopige voorziening tegemoet was gekomen, wat aanleiding gaf om het college te veroordelen in de proceskosten die verzoeker redelijkerwijs had moeten maken.

De voorzieningenrechter heeft de proceskosten begroot op € 974,- voor verleende rechtsbijstand, en verzoeker kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het college wenden. De uitspraak benadrukt de toepassing van de relevante artikelen uit de Awb, waaronder artikel 8:75a, dat bepaalt dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift tegemoetkomt. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 25 juni 2014
13/1762 WMO
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningen rechter
Uitspraak als bedoeld in artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
Partijen:
[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)

PROCESVERLOOP

Namens verzoeker heeft mr. E.C. Cerezo-Weijsenfeld bij brief van 2 april 2013 de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verzocht een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Bij brief van 13 mei 2013 heeft het college de Raad meegedeeld dat partijen overeenstemming hebben bereikt naar aanleiding van het opgedragen onderzoek naar een voorlopige opvangmogelijkheid van verzoeker ter zitting van de voorzieningenrechter van de Raad van 22 april 2013.
Bij brief van 23 mei 2013 heeft mr. Cerezo-Weijsenfeld het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft bij brief van 9 juli 2013 gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb verklaart de artikelen 8:75 en 8:75a van overeenkomstige toepassing op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Partijen hebben na de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening van de voorzieningenrechter van de Raad op 12 april 2013 en 22 april 2013 op diens initiatief gezamenlijk onderzoek verricht naar een opvangmogelijkheid voor verzoeker. Mede dankzij de constructieve deelname van het college aan voornoemd onderzoek is deze opvangplek voor verzoeker gevonden en heeft verzoeker zijn verzoek ingetrokken. Gelijktijdig heeft verzoeker verzocht om vergoeding van proceskosten.
Ten aanzien van dit verzoek stelt de voorzieningenrechter vast dat terecht namens verzoeker naar voren is gebracht dat is tegemoet gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, zodat aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de kosten die verzoeker in dit verband redelijkerwijs heeft moeten maken. Dat het college aan het verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker is tegemoet gekomen door realisering van een zeer kostbare opvang en begeleiding vanuit het perspectief van het voorkomen van gevaar voor de openbare orde doet aan het voorgaande niet af. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 974,- voor verleende rechtsbijstand.
Voor vergoeding van het griffierecht kan verzoeker zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van verzoeker tot een bedrag van € 974,-.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van C. Tersteeg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2014.
(getekend) J. Brand
(getekend) C. Tersteeg
IvZ