ECLI:NL:CRVB:2014:2239

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juni 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
12-465 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WIA

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. W.C. de Jonge, een verzoek tot herziening ingediend van een eerdere uitspraak van de Raad van 9 december 2011, met zaaknummer 10/4626 WIA. Het verzoek is gedaan op basis van de stelling dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet op een correcte medische grondslag berust. Verzoekster heeft aangevoerd dat dit pas duidelijk is geworden na de eerdere uitspraak, waarbij de medische grondslag werd onderschreven. Daarnaast heeft verzoekster gewezen op het feit dat het medicijngebruik en de bijwerkingen daarvan niet zijn meegewogen in de beoordeling van haar belastbaarheid.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 27 juni 2014 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening. De Raad heeft overwogen dat het rechtsmiddel van herziening enkel kan worden ingeroepen op basis van nieuwe feiten of omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet. De Raad heeft vastgesteld dat in het verzoek van verzoekster, noch in het rapport van Instituut Psychosofia, feiten of omstandigheden zijn aangetoond die aan deze vereisten voldoen. Het standpunt van verzoekster komt er in feite op neer dat zij opnieuw de verzekeringsgeneeskundige beoordeling wil aanvechten, wat niet is toegestaan in het kader van een herzieningsprocedure.

Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om herziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door M.C. Bruning, met I.J. Penning als griffier.

Uitspraak

12/465 WIA
Datum uitspraak: 27 juni 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 9 december 2011, 10/4626 WIA
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens verzoekster heeft mr. W.C. de Jonge verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 9 december 2011, 10/4626 WIA.
Het Uwv heeft een reactie op het herzieningsverzoek ingediend.
Het verzoek is aan de orde gesteld op de zitting van 4 april 2014. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. Gelet op het aanvullend verzoekschrift van 20 maart 2012 en het daarbij gevoegde rapport van Instituut Psychosofia van 9 februari 2012, komt het standpunt van verzoekster
- samengevat weergegeven - erop neer dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van het Uwv niet berust op een correcte medische grondslag en dat dit pas duidelijk is geworden nadat de Raad in hoger beroep de bestreden uitspraak heeft gedaan waarbij de medische grondslag is onderschreven.
1.2. Verzoekster heeft er op gewezen dat uit de rapporten van de verzekeringsartsen niet blijkt dat het medicijngebruik en de bijwerkingen daarvan bij de beoordeling van de belastbaarheid van verzoekster zijn betrokken en meegewogen.
2.1. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen, onder meer in zijn uitspraak van
3 oktober 2003, ECLI:NL:CRVB:2003:AN7982, is het (bijzonder) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen.
2.2. In hetgeen verzoekster in haar verzoek heeft aangevoerd noch in het rapport van Instituut Psychosofia van 9 februari 2012 zijn feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb te onderkennen. Het standpunt van verzoekster komt er in feite op neer dat zij in het kader van de herzieningsprocedure opnieuw de verzekeringsgeneeskundige beoordeling aan de orde wil stellen. Daarom dient het verzoek om herziening te worden afgewezen.
3.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2014.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) I.J. Penning

HD