In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. De zaak betreft een geschil tussen een appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een Wajong-uitkering. De appellant had eerder een aanvraag ingediend voor arbeids- en inkomensondersteuning op grond van de Wet Wajong, maar het Uwv had het verzoek afgewezen. De rechtbank Roermond had deze afwijzing bevestigd, waarop de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak verwezen naar een eerdere tussenuitspraak van 28 juni 2013, waarin het Uwv was opgedragen om nader onderzoek te verrichten door een bezwaararbeidsdeskundige. Dit onderzoek heeft geleid tot een rapport waarin verschillende functies zijn geselecteerd die de appellant zou kunnen uitoefenen, ondanks zijn beperkingen. De bezwaararbeidsdeskundige concludeerde dat de functies van productiemedewerker in de voedingsmiddelenindustrie, de industrie en de metaal geschikt waren voor de appellant, mits er voldoende begeleiding aanwezig was.
De appellant heeft echter betwist dat deze functies geschikt voor hem zijn, gezien zijn lage IQ en de noodzaak voor intensieve begeleiding. De Raad heeft de argumenten van de appellant overwogen, maar oordeelde dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende onderbouwing had gegeven voor de geschiktheid van de functies. De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere afwijzing van het Uwv terecht was, maar heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep gegrond verklaard. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven echter in stand, wat betekent dat de appellant alsnog geen recht heeft op de gevraagde uitkering.
Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.435,- bedragen, en het griffierecht van € 153,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de geschiktheid van functies voor personen met beperkingen en de rol van de bezwaararbeidsdeskundige in dit proces.