ECLI:NL:CRVB:2014:2228

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juli 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
13-5864 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en instandhouding van rechtsgevolgen na vernietiging van besluit door rechtbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontving, was het niet eens met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 41,3% door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Na een bezwaarprocedure, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid werd herzien naar 55,24%, heeft de rechtbank het besluit van het Uwv vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. De appellant stelde dat zijn Apneu-klachten onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling, en dat hij hierdoor 100% arbeidsongeschikt was.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en de eerdere oordelen van de rechtbank in overweging genomen. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat het Uwv in de beroepsfase een volledige en deugdelijke onderbouwing had gegeven voor het bestreden besluit. De aangepaste Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) hield voldoende rekening met de beperkingen van de appellant, zoals aangegeven door de deskundige. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de beoordeling van de verzekeringsartsen en dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende had gemotiveerd dat de belastbaarheid in de geduide functies niet te boven ging aan de mogelijkheden van de appellant.

De Raad wees erop dat de leeftijd en medische klachten van de appellant geen rol konden spelen in de theoretische schatting van de geschiktheid voor de functies. Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak voor zover deze was aangevochten, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van griffier Z. Karekezi.

Uitspraak

13/5864 WIA
Datum uitspraak: 2 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
26 september 2013, 11/995 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats](appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2014. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. Reith.

OVERWEGINGEN

1.1. De Raad gaat uit van de feiten die de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft vermeld. De Raad volstaat hier met het volgende.
1.2. Bij besluit van 20 oktober 2010 heeft het Uwv aan appellant met ingang van
6 september 2010 een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend in de vorm van een loongerelateerde WGA-uitkering, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant is vastgesteld op 41,3%.
1.3. Het tegen het besluit van 20 oktober 2010 door appellant ingestelde bezwaar is bij besluit van 18 mei 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2.
Appellant heeft beroep ingesteld. Naar aanleiding van het op verzoek van de rechtbank door de onafhankelijke verzekeringsarts S. Knepper uitgebrachte rapport van 1 juli 2012 heeft het Uwv de Functionele Mogelijkhedenlijst op 17 juli 2012 aangepast, zijn gedeeltelijk andere functies geduid en is de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant nader vastgesteld op 55,24%. Dit resulteert in een ongewijzigde arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 80%. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het Uwv het bestreden besluit eerst in de beroepsfase van een volledige en deugdelijke onderbouwing heeft voorzien. Om die reden komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
3.
Het hoger beroep is gericht tegen de instandlating van de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit. Appellant stelt zich, evenals in bezwaar en beroep, op het standpunt dat het Uwv zijn Apneu-klachten onvoldoende heeft betrokken in de beoordeling. Omdat hij per dag meerdere keren rust moet nemen om te voorkomen dat hij ongecontroleerd in slaap valt, acht hij zich vanwege bedoelde klachten 100% arbeidsongeschikt.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
De rechtbank heeft met juistheid vastgesteld dat het bestreden besluit, zij het eerst in de beroepsfase, van een volledige en deugdelijke onderbouwing is voorzien. In de aangepaste FML van 17 juli 2012 is in voldoende mate rekening gehouden met de door de deskundige aangegeven beperkingen. Op basis van de in het dossier aanwezige stukken is er geen reden om te twijfelen aan de beoordeling van de verzekeringsartsen.
4.3.
Vervolgens heeft de rechtbank met juistheid vastgesteld dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende heeft gemotiveerd dat de belastbaarheid in de geduide functies de mogelijkheden van appellant niet te boven gaat.
4.4.
Aangezien het hier een theoretische schatting betreft, kan de door appellant aangevoerde omstandigheid dat zijn leeftijd en medische klachten in de weg staan aan het verkrijgen van de voor hem geschikt geachte functies, geen rol spelen.
4.5.
Uit hetgeen onder 4.2 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd voor zover aangevochten.
5.
Er bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2014.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) Z. Karekezi
GdJ