ECLI:NL:CRVB:2014:2217
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van onvoldoende medische onderbouwing
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die een WIA-uitkering had aangevraagd. Appellant, die als taxichauffeur werkzaam was, had zich op 10 juni 2009 ziek gemeld vanwege leverklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 23 augustus 2011 besloten om appellant een WIA-uitkering te ontzeggen, omdat hij op 8 juni 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond op 12 december 2011.
Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Arnhem verklaarde het beroep op 19 juli 2012 ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanwijzingen waren dat de klachten van appellant waren gebagatelliseerd. Appellant was het niet eens met deze uitspraak en ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat er onvoldoende was doorgevraagd naar zijn klachten van duizeligheid en vermoeidheid.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beoordeling de argumenten van appellant herhaald, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank de gronden van beroep op juiste wijze had besproken. De Raad onderschreef de beoordeling van de rechtbank en oordeelde dat de eigen opvatting van appellant over zijn klachten niet was onderbouwd met medische stukken. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.