ECLI:NL:CRVB:2014:2216
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- H.J. Dekker
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor geselecteerde functies
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. Appellant, die zich op 11 mei 2009 ziek had gemeld vanwege diverse klachten, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag op 9 juni 2011 afgewezen, omdat appellant op dat moment minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Het bezwaar van appellant tegen deze beslissing werd door het Uwv ongegrond verklaard op 16 januari 2012. De rechtbank oordeelde in de eerdere uitspraak dat het medisch onderzoek naar de beperkingen van appellant zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om de conclusies van het Uwv in twijfel te trekken.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij op medische en arbeidskundige gronden niet geschikt was voor de geduide functies. Hij betoogde dat zijn beperkingen onvoldoende waren verwerkt in de Functionele Mogelijkhedenlijst en dat het Uwv niet had aangetoond dat hij op opleidingsniveau 2 kon functioneren. Het Uwv daarentegen pleitte voor bevestiging van de eerdere uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de gronden van appellant in hoger beroep in wezen een herhaling waren van de eerder aangevoerde argumenten. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de geselecteerde functies medisch passend waren voor appellant. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant meer beperkingen had dan vastgesteld en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen en werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.