ECLI:NL:CRVB:2014:2215

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juli 2014
Publicatiedatum
2 juli 2014
Zaaknummer
12-2444 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WAO-uitkering wegens ontbrekend BSN

Op 2 juli 2014 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 12-2444 WAO. Deze uitspraak betreft het hoger beroep van een appellant die een aanvraag voor een WAO-uitkering had ingediend. De appellant, woonachtig in Marokko, had in februari 2011 verzocht om een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), maar had daarbij geen correct Burgerservicenummer (BSN) verstrekt, wat essentieel is voor de behandeling van zijn aanvraag door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).

Het Uwv had de appellant op 22 maart 2011 verzocht om nadere gegevens en een juist sofinummer, maar de appellant heeft hier niet aan voldaan. Op 3 mei 2011 heeft het Uwv besloten de aanvraag niet verder in behandeling te nemen, en dit besluit werd later door de rechtbank Amsterdam bevestigd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de appellant niet alle benodigde documenten had overgelegd.

In hoger beroep herhaalde de appellant zijn standpunt dat hij in Nederland had gewerkt en dat het Uwv ten onrechte geen onderzoek had verricht. De Centrale Raad van Beroep heeft echter de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de appellant, ondanks een verzoek van de Raad, geen correct BSN heeft verstrekt. Hierdoor kon het Uwv de aanvraag niet behandelen. De Raad heeft het hoger beroep afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/2444 WAO
Datum uitspraak: 2 juli 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
12 maart 2012, 11/4955 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant]te [woonplaats] (Marokko) (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en op de nadere stukken van appellant gereageerd.
Partijen hebben schriftelijk gereageerd op door de Raad gestelde vragen.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 21 mei 2014. Appellant is niet verschenen. Het Uwv is, met bericht, eveneens niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1. Bij brief van 14 februari 2011 heeft appellant, onder vermelding van BSN [nummer], dat hij in Nederland heeft gewerkt en dat hij ziek is geworden, verzocht hem uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen.
1.2. Op 22 maart 2011 heeft het Uwv aan appellant gevraagd om nadere gegevens en een juist sofinummer in te zenden.
1.3. Bij besluit van 3 mei 2011 heeft het Uwv aan appellant bericht zijn aanvraag niet verder in behandeling te nemen, omdat de door hem ingezonden gegevens niet voldoende zijn om zijn aanvraag te behandelen. Bij besluit van 8 september 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het tegen het besluit van 3 mei 2011 ingediende bezwaar ongegrond verklaard, onder overweging dat appellant de gevraagde gegevens niet heeft geleverd.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat het Uwv bevoegd was om de aanvraag van appellant met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling te stellen, omdat appellant niet alle benodigde stukken heeft overgelegd.
3.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij in Nederland gewerkt heeft en dat het Uwv ten onrechte geen onderzoek heeft verricht.
4.
De Raad komt tot hetzelfde oordeel als de rechtbank en onderschrijft de overwegingen die daartoe in de aangevallen uitspraak zijn gegeven. Daaraan wordt toegevoegd dat in hoger beroep, ook na uitdrukkelijk verzoek van de Raad, geen juist BSN door appellant is verstrekt welke het Uwv nodig heeft om zijn aanvraag te behandelen. Het hoger beroep slaagt niet zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2014.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) D.E.P.M. Bary
IvR