ECLI:NL:CRVB:2014:2183
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet-naleving van informatieverplichtingen
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstand van appellant op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving vanaf 30 december 2010 bijstand in de vorm van een renteloze geldlening. Het college van burgemeester en wethouders heeft appellant verzocht om bankafschriften over de maanden augustus, september en oktober 2011 te overleggen in het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand. Appellant heeft hieraan niet volledig voldaan en is bovendien zonder bericht niet verschenen op een afspraak om de ontbrekende gegevens te verstrekken. Dit leidde tot de opschorting van zijn bijstandsrecht en uiteindelijk tot de intrekking van de bijstand per 18 november 2011.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de intrekking ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad overweegt dat appellant niet is verschenen op de afspraak en niet alle gevraagde gegevens heeft verstrekt. Appellant betoogt dat de ontbrekende bankafschriften niet relevant zijn voor de beoordeling van zijn recht op bijstand, maar de Raad oordeelt dat het college terecht heeft geoordeeld dat deze gegevens van belang waren. De Raad bevestigt dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken op basis van artikel 54, vierde lid, van de WWB, en dat de rechtbank terecht geen grond heeft gezien om het besluit van het college te vernietigen.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en de intrekking van de bijstand blijft in stand. Er zijn geen redenen voor een veroordeling in de proceskosten.