ECLI:NL:CRVB:2014:2181
Centrale Raad van Beroep
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van WWB-uitkering wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante ontving vanaf 8 januari 2009 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Haar bijstand werd beëindigd op 4 oktober 2010 omdat zij was gaan werken. In augustus 2011 heeft appellante een aanvraag ingediend voor bijstand in een andere gemeente, waarbij zij aangaf bij haar neef te wonen. Dit leidde tot een onderzoek door de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam, waaruit bleek dat appellante vanaf 1 januari 2010 niet meer woonachtig was op het uitkeringsadres in Amsterdam. Het college heeft daarop de bijstandsverlening herzien en de kosten van de eerder verleende bijstand teruggevorderd, omdat appellante haar adreswijziging niet had doorgegeven.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij niet op de hoogte was van de verplichting om haar adreswijziging door te geven. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante de inlichtingenverplichting heeft geschonden, omdat zij niet tijdig en volledig informatie heeft verstrekt over haar woonadres. De Raad heeft bevestigd dat appellante in de periode van 1 januari 2010 tot en met 3 oktober 2010 niet recht had op bijstand, omdat zij niet in Amsterdam woonde.
De Raad heeft de argumenten van appellante verworpen, waaronder haar beroep op de zes-maandenjurisprudentie, en heeft geoordeeld dat de terugvordering van de bijstandsuitkering terecht is. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.