ECLI:NL:CRVB:2014:2162

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
25 juni 2014
Zaaknummer
12-2050 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in hoger beroep tegen CIZ

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juni 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het hoger beroep was ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 23 februari 2012, waarin het beroep tegen het bestreden besluit van 15 juli 2011 ongegrond was verklaard. De Raad heeft het onderzoek ter zitting op 22 januari 2014 geschorst, zodat appellant kon overwegen of hij het hoger beroep wilde handhaven. Op 24 januari 2014 heeft appellant het hoger beroep ingetrokken en verzocht om CIZ te veroordelen in de proceskosten.

De Raad heeft overwogen dat er geen sprake is van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). CIZ heeft in hoger beroep zijn standpunt over de rechtmatigheid van het besluit van 15 juli 2011 gehandhaafd en geen tegemoetkomend besluit genomen. Het besluit van 6 september 2012, dat is genomen naar aanleiding van een nieuwe aanvraag, kan niet worden beschouwd als een besluit waarmee CIZ gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan het hoger beroep. Hierdoor mist de Raad de bevoegdheid om CIZ te veroordelen in de kosten.

De Raad heeft verder opgemerkt dat het niet mogelijk is om zich na de intrekking van het hoger beroep uit te laten over de rechtmatigheid van het bestreden besluit van 15 juli 2011. Dit betekent dat de verzoeken om proceskostenvergoeding niet kunnen worden toegewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft het verzoek om proceskostenvergoeding dan ook afgewezen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 25 juni 2014
12/2050 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 23 februari 2012, 11/2716 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. E.A.J. van Meerkerk-Scheven, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting op 22 januari 2014 geschorst zodat appellant, naar aanleiding van hetgeen ter zitting is besproken, zich erover kan beraden of hij het hoger beroep wenst te handhaven.
Bij brief van 24 januari 2014 heeft mr. I.J. Blekman, advocaat, namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht CIZ te veroordelen in de proceskosten.
CIZ heeft bij brief van 17 maart 2014 gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Door mr. Blekman is op het verweerschrift gereageerd bij brief van 26 maart 2014.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Appellant stelt dat er reden is voor een proceskostenveroordeling omdat CIZ met het indicatiebesluit van 6 september 2012 deels is tegemoetgekomen aan het beroep tegen het bestreden besluit van 15 juli 2011.
De Raad is van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit van 15 juli 2011 ongegrond verklaard en CIZ heeft in hoger beroep zijn standpunt ten aanzien van de rechtmatigheid van dat besluit gehandhaafd en geen tegemoetkomend besluit genomen. Het besluit van 6 september 2012 dat is genomen naar aanleiding van een nieuwe aanvraag en op basis van een nieuwe beoordeling, en waaraan volgens CIZ gewijzigde medische omstandigheden ten grondslag liggen, kan niet beschouwd worden als een besluit waarmee CIZ gedeeltelijk aan de indiener van het hoger beroepschrift is tegemoetgekomen. Dit betekent dat de Raad de bevoegdheid mist om CIZ met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten te veroordelen.
De Raad voegt hier aan toe dat het hem niet vrij staat om zich na de intrekking van het hoger beroep alsnog uit te laten over de rechtmatigheid van het bestreden besluit van 15 juli 2011. Om die reden kan hetgeen door de Raad ter zitting op 24 januari 2014 aan de orde is gesteld ten aanzien van het bestreden besluit van 15 juli 2011 niet leiden tot toewijzing van het verzoek om proceskostenvergoeding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap, in tegenwoordigheid van J.A. Achterberg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2014
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) J.A. Achterberg

HD