ECLI:NL:CRVB:2014:2155
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- M. Hillen
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die van 5 maart 2010 tot en met 31 juli 2011 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland, die het bezwaar van appellant tegen de intrekking van zijn bijstand ongegrond had verklaard. De intrekking was gebaseerd op de schending van de inlichtingenverplichting door appellant, die geen melding had gemaakt van kasstortingen op zijn bankrekening. Het college van burgemeester en wethouders van Hattem had op 30 november 2011 besloten om de bijstand van appellant te herzien en de gemaakte kosten van bijstand terug te vorderen, omdat niet duidelijk was hoeveel tijd appellant in het buitenland verbleef en hij geen bewijsstukken van de kasstortingen had overgelegd.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant regelmatig kasstortingen ontving, maar dat de herkomst daarvan niet kon worden vastgesteld. Desondanks oordeelt de Raad dat de kasstortingen als inkomen moeten worden aangemerkt, omdat deze zijn gebruikt voor het levensonderhoud van appellant. De Raad concludeert dat het college ten onrechte heeft gesteld dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld en vernietigt de aangevallen uitspraak. De Raad draagt het college op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.948,-, en moet het college het griffierecht van € 160,- vergoeden.