ECLI:NL:CRVB:2014:2153
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens onduidelijke woonplaats
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland. De appellant had op 11 juli 2012 bijstand aangevraagd op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Tiel heeft deze aanvraag op 25 juli 2012 afgewezen, omdat de appellant niet kon of wilde aangeven waar zijn woonplaats zich bevond. Dit leidde ertoe dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Het college verklaarde de bezwaren van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 14 november 2012.
De rechtbank heeft in haar uitspraak op 4 maart 2013 het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het essentieel is voor de toepassing van de WWB dat er duidelijkheid is over de woon- en verblijfplaats van de aanvrager. De appellant had nagelaten om de benodigde informatie te verstrekken over zijn verblijfplaats, wat leidde tot de conclusie dat hij zijn inlichtingenverplichting niet was nagekomen. De rechtbank oordeelde dat de gevolgen van de keuze van de appellant om geen informatie te verstrekken voor zijn rekening en risico kwamen.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn argumenten, waarbij hij stelde dat hij niet kon worden verweten dat hij de gevraagde informatie niet had verstrekt. Hij vreesde handhaving door de gemeente als hij zijn verblijfplaats zou prijsgeven. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de argumenten van de appellant niet nieuw waren en dat de rechtbank de eerdere gronden adequaat had behandeld. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag terecht was.
De uitspraak werd gedaan door C. van Viegen, met S.K. Dekker als griffier, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.