ECLI:NL:CRVB:2014:2150
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en opschorting van bijstandsverlening op basis van niet reageren op oproep en niet overleggen van gegevens
In deze zaak gaat het om de intrekking en opschorting van de bijstandsverlening aan appellant, die sinds 20 juni 2011 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep van appellant tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond had verklaard. Appellant had niet gereageerd op een oproep om zich te melden en om bepaalde gegevens over te leggen, wat leidde tot de opschorting van zijn bijstand op 19 april 2012 en de intrekking daarvan op 26 april 2012.
De Raad stelt vast dat appellant op 18 april 2012 niet thuis was tijdens een huisbezoek en dat hij geen gehoor heeft gegeven aan de oproep om op 19 en 23 april 2012 te verschijnen. Appellant heeft aangevoerd dat de termijn om te reageren te kort was en dat hij niet in staat was om te reageren omdat hij bij zijn vriendin verbleef. De Raad oordeelt echter dat de gegeven termijn niet onredelijk kort was en dat appellant niet heeft aangetoond dat hij niet in staat was om de gevraagde gegevens te overleggen.
De Raad bevestigt de beslissing van de rechtbank en oordeelt dat het college bevoegd was om de bijstand van appellant in te trekken. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.