ECLI:NL:CRVB:2014:2142
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake ingangsdatum uitkering IOAW en status als alleenstaande ouder
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de ingangsdatum van de uitkering ingevolge de IOAW (Wet Inkomensvoorziening Oudere en Gedeeltelijk Arbeidsongeschikte Werkloze Werknemers) ter discussie staat. Appellant heeft zich op 29 september 2011 gemeld voor een uitkering, met een verzoek om bijstand met terugwerkende kracht vanaf 9 september 2011, de datum waarop zijn WW-uitkering eindigde. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer heeft de aanvraag voor de periode van 9 september tot 28 september 2011 afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden.
De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat appellant niet als alleenstaande ouder kan worden aangemerkt, omdat zijn kinderen op dat moment bij hun moeder in het buitenland verbleven en hij niet de volledige zorg voor hen had. De Raad oordeelt dat appellant zelf verantwoordelijk is voor het uitblijven van zijn aanvraag en dat er geen verband is tussen de late aanvraag en het ontbreken van een doelgroepverklaring.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De beslissing is genomen op 17 juni 2014, waarbij de Raad oordeelt dat de ingangsdatum van de uitkering correct is vastgesteld en dat appellant niet in aanmerking komt voor een hogere bijstandsnorm.