ECLI:NL:CRVB:2014:2137
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- M. Hillen
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstand wegens werkzaamheden in krantenwijk
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van bijstand aan appellant, die samen met zijn echtgenote bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde. De aanleiding voor de herziening was een onderzoek door de sociale recherche naar de rechtmatigheid van de bijstand, na signalen dat appellant werkzaamheden verrichtte voor de krantenwijk van zijn zoon. Appellant heeft geen duidelijk inzicht gegeven in de omvang van zijn aandeel in deze werkzaamheden, wat leidde tot de conclusie dat hij in strijd heeft gehandeld met zijn wettelijke inlichtingenverplichting.
De Raad oordeelt dat de schending van deze verplichting een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstand, omdat niet kan worden vastgesteld of appellant recht had op bijstand. Appellant heeft betoogd dat de inkomsten uit de krantenwijk niet volledig aan hem kunnen worden toegerekend, maar de Raad oordeelt dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn standpunt te onderbouwen. De tegenstrijdige verklaringen van appellant en het gebrek aan verifieerbare gegevens maken het onmogelijk om de exacte omvang van zijn inkomsten vast te stellen.
Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank, wat betekent dat de herziening en terugvordering van de bijstand door het college rechtmatig zijn. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.