ECLI:NL:CRVB:2014:2134
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- M. Hillen
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag wegens ontbreken gezamenlijke huishouding en wederzijdse zorg
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Nederland. De appellant had een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) ingediend, waarbij hij aangaf te wonen bij [X.], de ex-partner van zijn broer. De gemeente Hengelo voerde een huisbezoek uit en concludeerde dat appellant een gezamenlijke huishouding voerde met [X.], wat leidde tot de afwijzing van zijn bijstandsaanvraag.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond. In hoger beroep betwistte appellant de rechtmatigheid van het huisbezoek en de conclusie dat er sprake was van wederzijdse zorg. De Raad oordeelde dat de feiten en omstandigheden niet voldoende waren om aan te nemen dat er sprake was van wederzijdse zorg tussen appellant en [X.]. De Raad concludeerde dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag niet op een deugdelijke basis berustte.
De Centrale Raad van Beroep vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant gegrond. Het college van burgemeester en wethouders van Hengelo werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellant, waarbij het college niet in staat werd geacht om aan te tonen dat er in de periode van 30 mei 2012 tot 19 juni 2012 sprake was van wederzijdse zorg. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.948,- bedroegen, en moest het college het griffierecht van € 160,- vergoeden.