Uitspraak
OVERWEGINGEN
De bevoegdheid van de Raad
Het bestreden besluit
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, een gerechtsauditeur bij de Centrale Raad van Beroep, beroep ingesteld tegen een besluit van het bestuur van de Raad, waarin een voorstel tot ontslag aan de Minister van Veiligheid en Justitie werd gedaan. Dit voorstel, gedateerd 3 mei 2013, werd door het bestuur niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) beschouwd, waardoor het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 18 juni 2014 uitspraak gedaan in deze kwestie.
De Raad overweegt dat het ontslagvoorstel niet gericht is op rechtsgevolg, maar enkel een verzoek aan de Kroon inhoudt om een besluit te nemen. Dit betekent dat het voorstel geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De Raad wijst erop dat de wetgeving rondom de rechtspositie van rechterlijke ambtenaren, en in het bijzonder de Wet aanpassing bestuursprocesrecht, van invloed is op de bevoegdheid van de Raad om te oordelen over dergelijke zaken. De Raad concludeert dat gerechtsauditeurs niet onder de definitie van rechterlijke ambtenaren vallen zoals bedoeld in de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra).
De Raad stelt vast dat het bestreden besluit, dat het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaart, in rechte stand kan houden. De Raad verklaart het beroep ongegrond en er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.