ECLI:NL:CRVB:2014:2073
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift tegen Zorgkantoor
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland, waarin het bezwaar van appellant tegen de eindafrekening van het persoonsgebonden budget door het Zorgkantoor niet-ontvankelijk werd verklaard wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding. Appellant, vertegenwoordigd door mr. N.A. de Kock, heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken en dat hij medische stukken zou aanleveren ter onderbouwing van zijn standpunt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 7 mei 2014, waarbij appellant aanwezig was met zijn advocaat en een ambulant ondersteuner. Het Zorgkantoor werd vertegenwoordigd door mr. S. Boot. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen medische stukken heeft ingediend die zijn stelling over de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding onderbouwen.
De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het Zorgkantoor op goede gronden het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het standpunt van appellant dat zijn thuiscoach heeft verzaakt, wordt niet geaccepteerd, aangezien het doen en nalaten van een vertegenwoordiger aan appellant wordt toegerekend.
Uiteindelijk bevestigt de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2014.