ECLI:NL:CRVB:2014:2054
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de intrekking van bijstand van appellante, die sinds 3 november 2006 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van een anonieme tip dat appellante samenwoont met een man, heeft de sociale recherche een onderzoek ingesteld. Dit onderzoek omvatte observaties en een huisbezoek op 2 december 2011, waaruit bleek dat appellante en de man, [naam], in de woning van appellante verbleven.
Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven heeft op 21 december 2011 besloten de bijstand van appellante in te trekken, omdat zij in strijd met haar inlichtingenverplichting geen melding had gemaakt van de gezamenlijke huishouding. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de bevindingen van het huisbezoek niet geldig zijn, omdat zij ten onrechte zou zijn verplicht om de ambtenaren binnen te laten.
De Raad heeft overwogen dat de bevindingen van het huisbezoek en de observaties voldoende bewijs vormen voor de conclusie dat appellante en [naam] een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad heeft vastgesteld dat de omstandigheden en feiten wijzen op een feitelijke samenwoning, ondanks dat appellante en [naam] verschillende adressen aanhielden. De Raad heeft de argumenten van appellante verworpen en het hoger beroep afgewezen, waardoor de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat het hoger beroep niet slaagde.