Uitspraak
OVERWEGINGEN
.Koster geconsulteerd. De rechtbank heeft daarop geoordeeld dat er onvoldoende grond is om aan te nemen dat appellant niet geschikt te achten is voor de maatgevende arbeid. De ter zitting afgelegde verklaring van psychiater H.C. Klein biedt geen onderbouwing voor de stelling dat er sprake is van meer of andere beperkingen dan waarvan het Uwv is uitgegaan. Hoewel naar het oordeel van de rechtbank moet worden toegegeven dat het rapport van de deskundige op een aantal punten niet volledig eenduidig is heeft de rechtbank de daaruit af te leiden conclusie dat appellant op de datum in geding ondanks beperkingen geschikt te achten is voor zijn maatgevende arbeid, houdbaar geacht. De rechtbank heeft er daarbij op gewezen dat bij het onderzoek door de betrokken deskundigen niet gebleken is van meer of andere beperkingen dan waarmee door het Uwv rekening is gehouden. De gehoorproblemen zijn voor appellant nimmer reden geweest om zijn arbeid niet te verrichten. De rug- en beenklachten van appellant zijn onvoldoende te objectiveren, terwijl van psychiatrische beperkingen niet is gebleken.