ECLI:NL:CRVB:2014:2007

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juni 2014
Publicatiedatum
13 juni 2014
Zaaknummer
12-6674 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op WIA-uitkering en de behandeling van niet-genoten vakantiedagen bij de vaststelling van het maatmaninkomen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Dordrecht. De appellant, die psychische klachten had, was eerder uitgevallen uit zijn werk en had geen recht op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had in een besluit van 29 december 2011 medegedeeld dat appellant met ingang van 5 januari 2012 geen recht had op een WIA-uitkering. Dit besluit werd in een beslissing op bezwaar van 16 april 2012 bevestigd, waarop appellant in beroep ging.

De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de beroepsgrond dat het Uwv het maatmaninkomen onjuist had berekend, niet standhield. Appellant had niet aangetoond dat de uitbetaling van niet-genoten vakantiedagen een structureel onderdeel van zijn loon was. In hoger beroep herhaalde appellant zijn stelling dat het bedrag aan niet-genoten vakantiedagen ten onrechte niet was meegenomen bij de vaststelling van het maatmaninkomen. Hij stelde dat de berekening van het maatmaninkomen op dezelfde wijze zou moeten plaatsvinden als de vaststelling van het dagloon in het kader van de Werkloosheidswet (WW).

De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de betaling van niet-genoten vakantiedagen buiten beschouwing had gelaten bij de vaststelling van het maatmaninkomen. De Raad bevestigde dat de begrippen maatmaninkomen en dagloon van elkaar verschillen en dat het Uwv niet verplicht was om de berekeningswijze van het dagloon te volgen. Gelet op deze overwegingen werd het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

12/6674 WIA
Datum uitspraak: 13 juni 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van
9 november 2012, 12/635 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.A. Ipenburg hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2014. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.K. Dekker.

OVERWEGINGEN

1.
Appellant was werkzaam als [naam functie] bij [naam werkgever] Per 1 oktober 2009 is hij als [naam functie] bij [werkgever B.] gaan werken. Op 20 november 2009 is hij vanwege psychische klachten uitgevallen. Op basis van een verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige beoordeling heeft het Uwv appellant bij besluit van 29 december 2011 medegedeeld dat voor hem met ingang van 5 januari 2012 geen recht is ontstaan op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Bij beslissing op bezwaar van 16 april 2012 (bestreden besluit) is het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepsgrond dat het Uwv bij de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage het maatmaninkomen onjuist heeft berekend faalt, omdat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de uitbetaling ter zake van niet genoten vakantiedagen structureel onderdeel uitmaakt van zijn loon. Ook de beroepsgrond dat het Uwv bij de vaststelling van het maatmaninkomen ten onrechte afwijkt van zijn standpunt in de procedure over de uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) slaagt niet.
3.
In hoger beroep heeft appellant herhaald zijn stelling dat het bedrag aan uitbetaling van niet genoten vakantiedagen ten onrechte niet is meegenomen bij de vaststelling van het maatmaninkomen. Verder dient de vaststelling van het maatmaninkomen in het kader van de Wet WIA op eenzelfde wijze plaats te vinden als de vaststelling van het dagloon in het kader van de WW, nu beide regelingen uitgaan van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Partijen zijn uitsluitend verdeeld over de vraag of bij de vaststelling van het maatmaninkomen van appellant het bedrag van € 3.880,56 bruto aan niet-genoten vakantiedagen, uitbetaald in september 2009 door Jan Verschoor BV, terecht niet is meegenomen.
4.2.
Onderschreven wordt het oordeel van de rechtbank dat het Uwv terecht de betaling van niet-genoten vakantiedagen buiten beschouwing heeft gelaten bij de vaststelling van het maatmaninkomen. Ook in hoger beroep heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat in dit verband voorafgaand een het intreden van de arbeidsongeschiktheid sprake was van een structureel genoten loonelement. Voorts wordt geoordeeld dat de begrippen maatmaninkomen en dagloon van elkaar verschillen; het gebruik ervan is gebaseerd op verschillende wettelijke bepalingen en zij dienen ook niet dezelfde doelen. Dit betekent dat het Uwv bij de vaststelling van het maatmaninkomen terecht niet heeft aangesloten bij de berekeningswijze van het dagloon.
4.3.
Gelet op hetgeen in 4.1 en 4.2 is overwogen, slaagt het hoger beroep niet en dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2014.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) M.P. Ketting
JvC