ECLI:NL:CRVB:2014:1997
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.M. van Dun
- D.J. van der Vos
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loongerelateerde WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had het beroep van betrokkene, die een loongerelateerde WGA-uitkering ontving, gegrond verklaard en het besluit van de appellant vernietigd. Betrokkene had zich ziek gemeld met longklachten en vermoeidheid, en de diagnose Langerhans Cel Histiocytose (LCH) was gesteld. De verzekeringsarts concludeerde dat betrokkene over benutbare mogelijkheden beschikte, maar met beperkingen. De rechtbank oordeelde dat betrokkene op en na 25 mei 2010 niet in staat was tot het verrichten van arbeid in loondienst, en dat er onvoldoende grond was om te twijfelen aan de medische onderbouwing van haar klachten.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat er onvoldoende grond was voor de vaststelling van volledige arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft de medische onderzoeken van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reden is om aan te nemen dat betrokkene volledig arbeidsongeschikt is. De Raad volgde de bezwaarverzekeringsarts in haar conclusie dat er geen sprake was van een ernstige psychische stoornis en dat de vastgestelde beperkingen voldoende waren. De Raad oordeelde dat de rechtbank niet was toegekomen aan de beoordeling van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant gegrond verklaard en de aangevallen uitspraak vernietigd, waarbij het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond werd verklaard.