ECLI:NL:CRVB:2014:199
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- W.F. Claessens
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand en weigering langdurigheidstoeslag na onderzoek naar woonadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 19 november 1979 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De gemeente had vastgesteld dat appellante niet op het opgegeven uitkeringsadres woonde, wat leidde tot de intrekking van haar bijstand per 1 oktober 2009 en een terugvordering van € 83.954,63. De rechtbank had de beroepen van appellante tegen de besluiten van de gemeente ongegrond verklaard.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de bevindingen van de gemeente, die waren gebaseerd op een onderzoek door de sociale recherche. Dit onderzoek omvatte onder andere getuigenverklaringen van buren en een huisbezoek. De Raad oordeelde dat de onderzoeksresultaten voldoende bewijs boden dat appellante niet op het uitkeringsadres woonde. Appellante had aangevoerd dat de getuigen door de sociale recherche waren beïnvloed, maar de Raad verwierp deze stelling, aangezien de getuigen hun verklaringen onder ede hadden bevestigd.
Daarnaast werd opgemerkt dat de bestuursrechter niet gebonden is aan oordelen van de strafrechter, wat relevant was omdat appellante in een strafzaak was vrijgesproken van bijstandsfraude. De Raad concludeerde dat appellante niet voldeed aan haar inlichtingenverplichting, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.