ECLI:NL:CRVB:2014:1984
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.J.A. Kooijman
- C.H. Bangma
- Rechtspraak.nl
Disciplinaire straf van schriftelijke berisping wegens plichtsverzuim van ambtenaar
In deze zaak gaat het om een disciplinaire straf van een schriftelijke berisping die is opgelegd aan een ambtenaar, betrokkene, wegens plichtsverzuim. Betrokkene, werkzaam als financieel beleidsmedewerker bij de provincie Zuid-Holland, had gereageerd op een column van een collega, J, op het intranet. Deze reactie werd door gedeputeerde staten als onheus bejegend beschouwd. Betrokkene had zich publiekelijk en persoonlijk verontschuldigd, maar de gedeputeerde staten oordeelden dat de opgelegde straf niet onevenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat het plichtsverzuim hem niet of in verminderde mate kon worden toegerekend. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
Het proces begon met een hoger beroep van betrokkene tegen de beslissing van de gedeputeerde staten, die eerder een schriftelijke berisping hadden opgelegd. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep kwam tot de conclusie dat de gedeputeerde staten bevoegd waren om de disciplinaire maatregel op te leggen. De Raad benadrukte dat de vrijheid van meningsuiting van betrokkene beperkt was door de functioneringsnormen die gelden voor ambtenaren. De Raad oordeelde dat betrokkene de grenzen van het toelaatbare had overschreden en dat zijn excuses niet voldoende waren om de straf te herroepen. De uitspraak werd gedaan op 12 juni 2014.