ECLI:NL:CRVB:2014:1979
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag WUBO-uitkering met verergering van klachten en gebrek aan medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 juni 2014 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant en de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellant, geboren in 1933 in het voormalige Nederlands-Indië, had in september 2003 een aanvraag ingediend voor toekenning van uitkeringen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Deze aanvraag werd in 2004 afgewezen, en na bezwaar werd dit besluit in 2005 gehandhaafd. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant geen blijvende invaliditeit door oorlogsgeweld kon aantonen, ondanks erkenning van de psychische en lichamelijke klachten.
In juni 2012 diende de appellant opnieuw een aanvraag in, die wederom werd afgewezen. De Pensioen- en Uitkeringsraad stelde dat er geen aanleiding was om de eerdere besluiten te herzien, omdat er geen blijvende invaliditeit was vastgesteld. De Raad oordeelde echter dat er ten onrechte geen hernieuwd medisch onderzoek was verricht, ondanks de verergering van de klachten die de appellant in zijn bezwaarschrift had aangegeven. De Raad vond dat de keuze van de appellant om in het aanvraagformulier aan te geven dat zijn klachten onveranderd of verminderd waren, niet als leidend kon worden beschouwd in de bezwaarfase.
De Centrale Raad van Beroep vernietigde het besluit van 14 juni 2013 en droeg de Pensioen- en Uitkeringsraad op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, rekening houdend met de verergering van de klachten en het tijdsverloop sinds het oorspronkelijke medisch onderzoek. Tevens werd de Pensioen- en Uitkeringsraad veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 1.472,68 bedroegen, inclusief reiskosten en kosten voor rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, in aanwezigheid van griffier C.E.M. van Paddenburgh.