ECLI:NL:CRVB:2014:1946
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens bezit onroerend goed in het buitenland
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Elburg. Appellanten ontvingen van 23 april 2008 tot en met 5 juli 2011 en daarna vanaf 27 september 2011 aanvullend bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Vanwege grote schulden en onregelmatigheden in hun bankafschriften heeft de bijstandsconsulent de sociale recherche ingeschakeld om de rechtmatigheid van de bijstand te onderzoeken. Dit leidde tot de conclusie dat appellanten onroerend goed in Servië bezaten, wat zij niet hadden gemeld. Het college heeft daarop de bijstand ingetrokken en een bedrag van € 57.507,80 teruggevorderd. Appellanten hebben bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het college.
De rechtbank Oost-Nederland heeft het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellanten in hoger beroep gingen. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de eigendom van de onroerende zaak in Servië. Appellanten stelden dat zij de onroerende zaak hadden verkocht, maar de Raad oordeelde dat de verkoop niet rechtsgeldig was en dat appellanten juridisch eigenaar bleven. De Raad concludeerde dat appellanten hun inlichtingenverplichting hadden geschonden door het bezit van het onroerend goed niet te melden, wat leidde tot onterecht ontvangen bijstand. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.