ECLI:NL:CRVB:2014:1945

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 mei 2014
Publicatiedatum
11 juni 2014
Zaaknummer
12-3890 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van eerdere uitspraak en toekenning bijzondere bijstand na hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een appellant die bijzondere bijstand aanvroeg in verband met huurtoeslag. De Raad had eerder, in een tussenuitspraak op 10 december 2013, het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam opgedragen om een gebrek in hun besluit van 8 februari 2012 te herstellen. Het college heeft hierop gereageerd met een nieuwe beslissing op bezwaar op 4 februari 2014, waarin het bezwaar van de appellant gegrond werd verklaard en bijzondere bijstand werd toegekend tot een bedrag van € 301,-. De appellant heeft aangegeven zich te kunnen verenigen met dit nieuwe besluit.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat, omdat het nieuwe besluit tegemoetkomt aan de wensen van de appellant, dit besluit niet in de beoordeling van het hoger beroep wordt betrokken. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd, evenals het oorspronkelijke besluit van het college van 8 februari 2012. Het beroep van de appellant is gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere beslissingen ongeldig zijn verklaard.

Daarnaast heeft de Raad het college veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 974,- voor zowel het beroep als het hoger beroep, wat in totaal neerkomt op € 1.948,-. Ook is bepaald dat het college het griffierecht van in totaal € 157,- aan de appellant moet vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gedaan door rechter E.C.R. Schut, met M.R. Schuurman als griffier.

Uitspraak

12/3890 WWB
Datum uitspraak: 27 mei 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
6 juli 2012, 12/562 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
PROCESVERLOOP
Bij tussenuitspraak van 10 december 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2771 (tussenuitspraak), heeft de Raad het college opgedragen om het geconstateerde gebrek in het besluit van
8 februari 2012 te herstellen met inachtneming van wat de Raad heeft overwogen.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college op 4 februari 2014 een nieuwe beslissing op bezwaar (nieuwe besluit) genomen.
Namens appellant heeft mr. M.H. Klijnstra, advocaat, bij brief van 10 februari 2014 zijn zienswijze gegeven op het nieuwe besluit.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 21, eerste en zesde lid, van de Beroepswet, is afgezien van een nader onderzoek ter zitting, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.
Voor een uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak en de tussenuitspraak. Hieraan voegt de Raad het volgende toe.
2.
Het college heeft bij het nieuwe besluit het bezwaar tegen het besluit van 8 december 2011 gegrond verklaard, het besluit van 8 december 2011 ingetrokken (lees: herroepen) en aan appellant bijzondere bijstand toegekend tot een bedrag van € 301,-, zijnde het bedrag dat appellant met ingang van 1 april 2011 maandelijks aan huurtoeslag zou ontvangen.
3.
Appellant heeft bij zijn zienswijze kenbaar gemaakt dat hij zich kan verenigen met het nieuwe besluit.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Nu met het nieuwe besluit aan het bezwaar van appellant geheel tegemoet is gekomen, wordt dit besluit, gelet op de artikelen 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Awb, niet in de beoordeling in hoger beroep betrokken.
4.2.
Uit de tussenuitspraak volgt dat de aangevallen uitspraak en het besluit van
8 februari 2012 moeten worden vernietigd. Dit betekent tevens dat het beroep gegrond wordt verklaard.
5.
Aanleiding bestaat het college te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 974,- in beroep en op € 974,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 8 februari 2012;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.948,-;
- bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 157,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2014.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) M.R. Schuurman

HD