ECLI:NL:CRVB:2014:1940

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juni 2014
Publicatiedatum
11 juni 2014
Zaaknummer
13-2732 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van functieonderhoud en functiebeschrijving binnen de politie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die werkzaam was als Digitaal Rechercheur B bij de politie. De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de functiebeschrijving die aan hem was toegewezen in het kader van de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). De korpschef had de bestaande functiebeschrijving van de appellant aangevuld, maar de appellant was van mening dat hem werkzaamheden waren opgedragen die wezenlijk afweken van zijn functiebeschrijving. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de afspraken in het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 en de bepalingen van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp). De Raad concludeert dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij gedurende de referteperiode werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van zijn functie. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard. De uitspraak benadrukt dat het niet doorslaggevend is of bepaalde werkzaamheden ook onder een andere functie kunnen vallen, maar of ze wezenlijk afwijken van de eigen functie. De Raad oordeelt dat de korpschef consistent heeft gehandeld en dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij aan de functie van Digitaal Rechercheur C voorbehouden werkzaamheden heeft verricht. De uitspraak wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

13/2732 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
11 april 2013, 12/3641 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Ingevolge artikel 5 van de Wet van 12 juli 2012 tot invoering van de Politiewet 2012 en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012, Stb. 2012, 316) is in dit geschil de korpschef in de plaats getreden van de korpsbeheerder van de politieregio Rotterdam-Rijnmond, ten name van wie het geding aanvankelijk is gevoerd. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de korpschef, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) de korpsbeheerder verstaan.
Namens appellant heeft mr. N.D. Dane, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2014. Daarbij is de zaak gevoegd met zaak nummer 13/2746 AW. Appellant is verschenen met bijstand van mr. Dane. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.J.J. van der Vlist, A. Olie en L.M. van den Hil. Thans wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Er is een stelsel van ongeveer 100 organieke functies met daarbij behorende functiebenamingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per organieke functie. Op basis van matching wordt een vertaalslag gemaakt van de oude naar de nieuwe functies, inclusief de bijbehorende waardering. Dit nieuwe stelsel wordt aangeduid als het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). Invoering van het LFNP geschiedt in twee stappen. De eerste stap is de vaststelling van de uitgangspositie(s) van de ambtenaar in de periode van 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011. In dit verband worden de uitgangspositie(s) omschreven als: de functie(s) en in samenhang daarmee de functiebeschrijving(en) en/of de schriftelijk opgedragen werkzaamheden en/of bijzondere situaties (zoals outplacement) van een ambtenaar op enig moment vanaf 31 december 2009, zoals vastgelegd in een besluit of in besluiten. Met het oog op het bepalen van de uitgangspositie(s) wordt aan alle ambtenaren een voorgenomen besluit uitgangspositie(s) gezonden. Daarin wordt onder meer gewezen op de mogelijkheid om eenmalig functieonderhoud aan te vragen op de wijze zoals omschreven in artikel 3 van de Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp). Toegekend functieonderhoud is van invloed op de uitgangspositie. De tweede stap is de feitelijke matching van de uitgangspositie(s) van de ambtenaar met een functie uit het LFNP.
1.2.
Appellant was werkzaam als Digitaal Rechercheur B, salarisschaal 9, bij de afdeling Digitale Opsporing van de Regionale Recherche Dienst/Regionale Recherche Ondersteuning van de toenmalige politieregio Rotterdam-Rijnmond. In het kader van de omzetting naar het LFNP heeft de korpschef hem het voornemen kenbaar gemaakt om de functie Digitaal Rechercheur B als zijn uitgangspositie aan te merken. Appellant heeft hiertegen bedenkingen ingediend. Deze zijn omgezet naar een aanvraag tot functieonderhoud op grond van de Trfp.
1.3.
Bij besluit van 7 november 2011 is, bij wijze van functieonderhoud, de bestaande functiebeschrijving van Digitaal Rechercheur B voor appellant aangevuld met de taak "Reverse engineering van programma en databestanden t.b.v. opsporingsonderzoeken". Bij besluit van dezelfde datum is de functie Digitaal Rechercheur B aangewezen als zijn uitgangspositie voor de invoering van het LFNP. Tegen deze besluiten heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.4.
Bij besluit van 6 juli 2012 (bestreden besluit) heeft de korpschef aan de functiebeschrijving voor appellant nog twee taken toegevoegd. Dit betreft taak A12 van de takenmatrix Regionale Recherche Ondersteuning 2 luidende "Brieft en verstrekt informatie aan medewerkers", alsmede de taak "Neemt deel aan evaluatie van acties/onderzoeken". Voorts heeft de korpschef uitdrukkelijk vastgesteld dat de uitgangspositie van appellant wordt bepaald door de aangepaste functiebeschrijving. Voor het overige zijn de bezwaren ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard.
3.
In hoger beroep komt de Raad tot de volgende beoordeling.
3.1.
In artikel 2, tweede lid, van de Trfp is bepaald dat de ambtenaar in de aanvraag tot functieonderhoud aannemelijk maakt dat hij gedurende ten minste een jaar op enig moment binnen de referteperiode dit is de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011 feitelijk opgedragen werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van de voor hem geldende functie en in samenhang daarmee van de voor hem geldende functiebeschrijving. Indien een aanvraag tot functieonderhoud wordt toegekend, draagt het bevoegd gezag ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Trfp zorg voor een aangepaste of nieuwe functiebeschrijving.
3.2.
De korpschef heeft voor appellant een aangepaste functiebeschrijving vastgesteld. Deze bestaat uit de standaard beschrijving van de functie Digitaal Rechercheur B, aangevuld met de drie taken die onder 1.3 en 1.4 zijn genoemd. Appellant is echter van mening dat hem nog andere wezenlijk afwijkende werkzaamheden zijn opgedragen. Volgens hem gaat het vooral om werkzaamheden die behoren tot de zwaardere en hoger ingeschaalde functie van Digitaal Rechercheur C.
3.3.
Zoals ook de rechtbank heeft overwogen, is niet doorslaggevend of bepaalde werkzaamheden (tevens) kunnen worden gerangschikt onder een andere organieke functie, in dit geval Digitaal Rechercheur C, maar of zij wezenlijk afwijken van de eigen functie, in dit geval Digitaal Rechercheur B. Het is goed mogelijk dat functies elkaar in zekere mate overlappen. Het enkele feit dat bepaalde werkzaamheden op gelijke wijze voorkomen in de beschrijving van meer dan één organieke functie ook al verschillen deze functies in zwaarte wil niet zeggen dat de korpschef niet consistent handelt in de zin van de door appellant aangehaalde uitspraak van 4 maart 2004 (ECLI:NL:CRVB:2004:AO5133, TAR 2005, 1). Ook anderszins is dit laatste niet aannemelijk geworden.
3.4.
Bij de vergelijking van opgedragen werkzaamheden met de onderhavige functiebeschrijvingen komt niet alleen betekenis toe aan de takenmatrices die van de beschrijving deel uitmaken, maar ook aan hetgeen overigens in de beschrijving is vermeld, bijvoorbeeld over de aard en het doel van de functie. Anders dan appellant blijkbaar meent, is de (indicatieve) vermelding van het gewenste opleidingsniveau hiervan niet uitgesloten. Niet ten onrechte heeft de korpschef de verschillen in doelomschrijving en opleidingsniveau tussen de B en de C‑functie mede betrokken bij zijn oordeel dat de door appellant verrichte taken qua diepgang het niveau van de eigen functie niet hebben overstegen. Hetgeen hierover is gesteld in het advies van de Bezwaarschriftencommissie en in het verweerschrift bij de rechtbank, heeft de Raad ter zitting in grote lijnen bevestigd gezien. Duidelijk is geworden dat appellant uitstekend thuis is op zijn vakgebied, in het bijzonder waar het betreft zijn specialisatie op "skimmen", maar ook dat hij daarbij sterk is gericht op concrete opsporingsonderzoeken en op praktische methoden en technieken.
3.5.
Appellant heeft erop gewezen dat de beide Digitaal Rechercheurs C van de afdeling zich in de praktijk vooral bezig hielden met functie-overstijgende leidinggevende taken. Na verloop van tijd is dit geformaliseerd door voor hen de functie Chef Digitale Opsporing in het leven te roepen. Echter, zelfs indien het zo zou zijn dat de C‑functie in de referentieperiode feitelijk niet was ingevuld, is daarmee nog niet aannemelijk gemaakt dat appellant aan die functie voorbehouden werkzaamheden zijn opgedragen. Wat betreft de aansturende en coördinerende taken vallen de B en de C‑functie beide onder de taken in de kolom hoofdmedewerker van de takenmatrix leidinggevende functies. De Raad kan de korpschef volgen in diens betoog dat de (periodiek) aan appellant opgedragen dagelijkse aansturing welke ter zitting nog nader is toegelicht voldoende wordt gedekt door de taken 69 en 70 van deze matrix, zeker in combinatie met de in bezwaar aan de functiebeschrijving toegevoegde taak "Brieft en verstrekt informatie aan medewerkers". Wat betreft de inhoudelijke taken is niet weersproken dat de dienstleiding voor ondersteuning in meer complexe of specialistische kwesties kon terugvallen op externe expertise van bijvoorbeeld het Korps Landelijke Politiediensten of het Nederlands Forensisch Instituut.
3.5.
Ook overigens heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat hem werkzaamheden zijn opgedragen die wezenlijk afwijken van de functiebeschrijving van Digitaal Rechercheur B, zoals deze bij het besluit van 7 november 2011 alsmede het bestreden besluit is aangevuld. Het hoger beroep treft dus geen doel. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.Th. Wolleswinkel als voorzitter en R. Kooper en W.J.A.M. van Brussel als leden, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2014.
(getekend) J.Th. Wolleswinkel
(getekend) B. Rikhof

HD