ECLI:NL:CRVB:2014:194
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en inkomensvoorziening wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Breda. De zaak betreft de intrekking van bijstand en een inkomensvoorziening op grond van de Wet investeren in jongeren (WIJ) van appellante, die niet had gemeld dat zij een Rabobankrekening op haar naam had staan. De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Goirle ongegrond verklaard. Het college had vastgesteld dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van de tegoeden op de Rabobankrekening. Appellante ontving bijstand van 14 maart 2004 tot 26 september 2005 en van 10 juni 2009 tot 1 juli 2010, waarna zij een inkomensvoorziening ontving. Het college had op 21 december 2010 besloten de bijstand over de periode van 10 juni 2009 tot en met 30 juni 2010 in te trekken en de kosten van de verleende bijstand terug te vorderen. Appellante stelde dat zij niet beschikte over de tegoeden op de Rabobankrekening, omdat deze rekening door een derde werd gebruikt. De Raad oordeelde echter dat appellante niet had aangetoond dat zij niet beschikte over het tegoed op de rekening. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.948,-.