ECLI:NL:CRVB:2014:1916
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.J.A. Kooijman
- C.H. Bangma
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van WSW-uitkering wegens onderrealisatie en rechtmatigheid van uitvoering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terugvordering van een specifieke uitkering op basis van de Wet sociale werkvoorziening (WSW) door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het college van burgemeester en wethouders van Barendrecht had in 2009 een uitkering ontvangen, maar er ontstond onzekerheid over de rechtmatigheid van de uitvoering van de taakstelling. De staatssecretaris vorderde een bedrag van € 1.100.000,- terug wegens onderrealisatie in arbeidsjaren. De rechtbank Rotterdam had het beroep van het college ongegrond verklaard, waarna het college in hoger beroep ging.
De Raad oordeelde dat de niet tijdig opgeheven onzekerheid over de rechtmatigheid van de uitvoering van de taakstelling voldoende grondslag biedt voor terugvordering. De Raad verwees naar de Single information Single audit-verantwoordingssystematiek, die vereist dat financiële verantwoording tijdig en gecertificeerd wordt ingediend. De staatssecretaris had terecht geen herstelmogelijkheid geboden na de deadline van 15 juli 2010, en het beroep op het vertrouwensbeginsel werd verworpen. De Raad oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte geen vergoeding van de kosten in bezwaar had toegekend, en vernietigde de aangevallen uitspraak. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan appellant.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en correcte financiële verantwoording in het kader van de WSW en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen. De Raad bevestigde dat de staatssecretaris gerechtigd was om terugvorderingen te doen in het geval van onrechtmatige bestedingen, en dat de gemaakte fouten in de verantwoording niet zonder gevolgen konden blijven.