ECLI:NL:CRVB:2014:1874
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. Appellante, die als schoonmaakster werkte, had zich op 29 juni 2009 ziekgemeld en vroeg op 23 maart 2011 een WIA-uitkering aan. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Het bezwaar van appellante tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig onderzoek had gedaan en dat er geen medische gronden waren om de beperkingen van appellante te betwisten. Appellante stelde in hoger beroep dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage was gebaseerd op een onjuiste Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) en dat haar psychische beperkingen waren onderschat. Het Uwv voerde aan dat de gronden in hoger beroep gelijk waren aan die in beroep en dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de stelling van appellante ondersteunden.
De Raad voor de Rechtspraak onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat de in hoger beroep overgelegde medische gegevens geen nieuwe informatie bevatten die de eerdere beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts tegenspreken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.