ECLI:NL:CRVB:2014:186

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 januari 2014
Publicatiedatum
27 januari 2014
Zaaknummer
12-5487 WARZO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vaststelling van het dagloon in het kader van de Werkloosheidswet en Wet arbeid en zorg

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die in aanmerking was gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW), betwistte de vaststelling van haar dagloon door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in het kader van de Wet arbeid en zorg (Wazo). De zaak betreft de periode van 1 juni tot en met 30 juni 2011, waarin appellante een WW-uitkering ontving van € 94,44 per dag. Het Uwv had haar voor de periode van 26 juli 2011 tot en met 15 november 2011 een Wazo-uitkering toegekend, berekend naar een dagloon van € 35,45. Appellante stelde dat dit dagloon te laag was vastgesteld, omdat geen rekening was gehouden met een ontvangen uitkering die betrekking had op de tweede helft van juni 2011.

De Raad overwoog dat het Uwv op grond van de dagloonregels uitsluitend rekening kan houden met daadwerkelijk ontvangen betalingen in het aangiftetijdvak. De betaling die appellante ontving voor de periode van 13 juni tot en met 10 juli 2011 was gedaan op 12 juli 2011 en kon daarom niet worden toegerekend aan het aangiftetijdvak van 1 tot en met 30 juni 2011. De rechtbank had dan ook terecht geoordeeld dat het Uwv de regels correct had toegepast, wat leidde tot de vaststelling van het dagloon voor de Wazo-uitkering.

De Raad benadrukte dat, hoewel de uitkeringssystematiek van de WW en de timing van betalingen kunnen leiden tot onredelijk lage Wazo-uitkeringen, de wetgever niet heeft voorzien in de mogelijkheid om van de regels af te wijken. De regelgeving is inmiddels gewijzigd, maar deze wijzigingen hebben geen terugwerkende kracht. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/5487 WARZO
Datum uitspraak: 22 januari 2014
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
23 augustus 2012, 11/4077 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.S. Kerkhof-Pöttger hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2013. Appellante en haar gemachtigde zijn niet verschenen. Namens het Uwv is verschenen mr. R.E.J.P.M. Rutten.

OVERWEGINGEN

1.
Appellante is met ingang van 1 juni 2011 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) berekend naar een dagloon van € 94,44. In verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof is de WW-uitkering met ingang van 26 juli 2011 beëindigd.
2.1.
Bij besluit van 4 augustus 2011 heeft het Uwv appellante voor de periode van
26 juli 2011 tot en met 15 november 2011 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo), berekend naar een dagloon van € 35,45. Appellante heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt en gesteld dat het dagloon te laag is vastgesteld.
2.2.
Bij beslissing op bezwaar van 13 september 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard en het eerder ingenomen standpunt herhaald. Het Uwv heeft gesteld dat de uitkering is gebaseerd op loon uit dienstbetrekking in het aangiftetijdvak voorafgaand aan het tijdvak waarin het verzekerde risico is opgetreden. In het geval van appellante is de berekening van het dagloon gebaseerd op het loon voor de sociale verzekeringen in het aangiftetijdvak van 1 tot en met 30 juni 2011.
3.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft het Uwv dat beroep ongegrond verklaard. Onder verwijzing naar artikel 29b van de Ziektewet (ZW), artikel 11 van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (Besluit) en rechtspraak van deze Raad, heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv op grond van de dagloonregels uitsluitend rekening kan houden met de in het aangiftetijdvak daadwerkelijk ontvangen betalingen en dat de wetgever niet heeft voorzien in de mogelijkheid om hiervan af te wijken.
4.
In hoger beroep heeft appellante haar eerdere standpunten herhaald. Appellante betwist niet dat het aangiftetijdvak juist is vastgesteld. Zij stelt dat het dagloon te laag is vastgesteld, omdat geen rekening is gehouden met ontvangen uitkering die betrekking had op de tweede helft van de maand juni van 2011.
5.
Het Uwv heeft er op gewezen dat de betaling over de periode van 13 juni tot en met
10 juli 2011 is gedaan op 12 juli 2011 en dat daarmee, op grond van artikel 11 van het Besluit, die betaling niet kan worden toegerekend aan de tijdens de periode van 1 juni tot en met
30 juni 2011 genoten en daadwerkelijk ontvangen betalingen.
6.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
6.1.
Voor de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen wordt verwezen naar overwegingen 1 tot en met 4 van de aangevallen uitspraak.
6.2.
Het aangiftetijdvak dat in de onderhavige zaak aan de orde is, betreft de periode van
1
tot en met 30 juni 2011. In die periode was appellante in het genot van een uitkering op grond van de WW berekend naar een dagloon van € 94,44. In het aangiftetijdvak is appellante een WW-uitkering van € 765,17 verstrekt die betrekking had op de periode van 30 mei 2011 tot en met 12 juni 2011. De betaling over de daaropvolgende periode van vier weken, van
13 juni 2011 tot en met 11 juli 2011 is verricht op 11 juli 2011 en is dus niet in het aangiftetijdvak gedaan. Die latere betaling kan dan ook niet worden betrokken in de berekening van het dagloon. De rechtbank heeft daarom een juiste uitleg aan de betreffende wettelijke bepalingen gegeven.
6.3.
Deze juiste toepassing van artikel 11 van het Besluit leidt tot een dagloon voor de WAZO-uitkering van € 35,45, een verlaging met bijna tweederde van de eerdere
WW-uitkering. De uitkeringssystematiek van de WW en de min of meer toevallige betaling van de WW-uitkering, kan er aldus toe leiden dat de WAZO-uitkering onredelijk laag uitvalt en dat de WAZO-uitkering niet, zoals wel de bedoeling is, een zodanig percentage van het laatst verdiende inkomen vormt dat deze uitkering min of meer overeenkomt met de eerder toegekende WW-uitkering. Een zeer sterke verlaging als in het geval van appellante is niet in overeenstemming met de bedoeling van de regeling en komt, zoals door Uwv niet is bestreden, niet overeen met het door Uwv aan appellante verstrekte voorlichtingsmateriaal. Zoals echter reeds eerder is geoordeeld (zie bijvoorbeeld CRvB 26 augustus 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR5888) heeft de wetgever, ondanks deze effecten niet voorzien in de mogelijkheid om van de in het Besluit neergelegde regels af te wijken en is het aan de wetgever om een dergelijk effect teniet te doen. Het is niet aan de Raad om deze taak voor de periode in geding ter hand te nemen.
6.4.
De betreffende regelgeving is inmiddels gewijzigd. Ter zitting heeft het Uwv toegelicht dat in deze recente aanpassing geen aanleiding wordt gezien de lopende zaken en gevallen zoals die van appellante overeenkomstig het gewijzigde (gunstiger) recht te beoordelen of ruimhartiger te benaderen, omdat aan de gewijzigde regelgeving geen terugwerkende kracht is toegekend.
6.5.
Het hoger beroep slaagt niet, de aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
7.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van H.J. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2014.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) H.J. Dekker

HD