ECLI:NL:CRVB:2014:1834

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 mei 2014
Publicatiedatum
28 mei 2014
Zaaknummer
12-4499 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van AWBZ-zorg en hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht

In deze zaak gaat het om de beëindiging van AWBZ-zorg aan appellant door het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ). Op 17 juni 2011 heeft CIZ besloten de zorg aan appellant te beëindigen, wat na bezwaar op 19 september 2011 is gehandhaafd. Appellant heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Utrecht, die op 12 juli 2012 het beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat CIZ zich mocht baseren op het advies van de medisch adviseur, dat zorgvuldig tot stand was gekomen en voldeed aan de vereisten van volledigheid en inzichtelijkheid. Appellant heeft geen objectieve gegevens overgelegd die het oordeel van de medisch adviseur zouden kunnen weerleggen.

Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 16 april 2014 is appellant niet verschenen, terwijl CIZ zich liet vertegenwoordigen door mr. J.E. Koedood. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht oordeelde dat CIZ geen AWBZ-zorg aan appellant hoefde te verlenen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en constateert dat appellant in hoger beroep geen nieuwe of andere gronden heeft aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Daarom wordt het hoger beroep afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter en W.H. Bel en G. van Zeben-de Vries als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 28 mei 2014, met E. Heemsbergen als griffier.

Uitspraak

12/4499 AWBZ
Datum uitspraak: 28 mei 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 12 juli 2012, 11/3416 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
Centrum indicatiestelling zorg (CIZ)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.M. Mauritz, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2014. Appellant is met bericht niet verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Koedood.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 17 juni 2011 heeft CIZ de aan appellant op grond van het gestelde bij of krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) toegekende zorg beëindigd.
1.2.
Na bezwaar heeft CIZ deze beëindiging gehandhaafd bij besluit van 19 september 2011 (bestreden besluit).
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat CIZ bij de besluitvorming mocht afgaan op het advies van 31 augustus 2011 en het aanvullend advies van 15 maart 2012 van de medisch adviseur nu dit advies zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoet aan de vereisten van volledigheid en inzichtelijkheid. Appellant heeft geen objectieve verifieerbare gegevens overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat het oordeel van de medisch adviseur onjuist is. Niet is gebleken dat appellant is uitbehandeld.
3.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De rechtbank is op de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen tot het oordeel gekomen dat CIZ zich op het standpunt mocht stellen dat appellant geen aanspraak heeft op AWBZ-zorg. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig en verenigt zich met het op grond daarvan door de rechtbank gegeven oordeel.
4.2.
Appellant heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Het hoger beroep slaagt daarom niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigd de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en W.H. Bel en G. van Zeben-de Vries als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2014.
(getekend) J. Brand
(getekend) E. Heemsbergen
ew