ECLI:NL:CRVB:2014:1801
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake inhouding loonbelasting over nabetalingen WAZ-uitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank de beroepen van appellant tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. De appellant, woonachtig in Duitsland, had bezwaar gemaakt tegen de inhouding van loonbelasting op nabetalingen van zijn WAZ-uitkering. Het Uwv had eerder besloten dat de WAZ-uitkering van appellant per 28 april 2011 herzien zou worden, maar later werd dit besluit teruggedraaid en bleef appellant ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100%. De appellant ontving een nabetaling van € 1.196,30 bruto, maar maakte bezwaar tegen de hoogte van de ingehouden loonbelasting, omdat hij vond dat een te hoog tarief was gehanteerd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv in redelijkheid had kunnen besluiten om de inhouding van loonbelasting te baseren op een bijzonder tarief, en dat het Uwv tijdig had beslist op het bezwaar van appellant. De rechtbank wees ook de verzoeken om schadevergoeding van appellant af. In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat de inhouding van loonbelasting op de nabetaling correct was en dat de verzoeken om schadevergoeding terecht waren afgewezen. De Raad concludeerde dat het Uwv zijn werkwijze consistent had toegepast en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.