ECLI:NL:CRVB:2014:1764
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.M. van der Kade
- T.L. de Vries
- L.J.A. Damen
- Rechtspraak.nl
Verzekering voor de AOW van betrokkene in de periode van 1981 tot 1990 en de gevolgen van verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzekering van betrokkene voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) in de periode van 1 mei 1981 tot en met 4 december 1990. Betrokkene was verzekerd ingevolge de WAO van 1981 tot 1984, maar was in de periode van 30 maart 1984 tot 1 december 1990 niet verzekerd voor de AOW. De Raad heeft geoordeeld dat betrokkene in de periode van 1 mei 1981 tot 30 maart 1984 als verzekerd moet worden aangemerkt, omdat hij in deze periode als ingezetene van Nederland wordt beschouwd. Dit is gebaseerd op de duurzame band van persoonlijke aard die hij met Nederland had, ondanks zijn verblijf in de Verenigde Staten voor vliegopleidingen.
De rechtbank Zutphen had eerder geoordeeld dat betrokkene in de gehele periode verzekerd was, maar de Centrale Raad heeft dit oordeel voor de periode van 30 maart 1984 tot 4 december 1990 vernietigd. De Raad heeft vastgesteld dat betrokkene in deze periode niet verzekerd was, omdat hij buiten Nederland arbeid verrichtte en op grond van de geldende regelgeving uitgesloten was van de AOW-verzekering. De Raad heeft de rechtsgevolgen van het besluit van 25 maart 2011 in stand gelaten voor deze periode, maar heeft wel vastgesteld dat betrokkene in de eerdere periode verzekerd was.
De uitspraak benadrukt de complexiteit van de sociale zekerheidswetgeving en de impact van verblijf in het buitenland op de verzekering voor de AOW. De Raad heeft appellant, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, veroordeeld in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 974,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.