ECLI:NL:CRVB:2014:1756
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- M. Hillen
- A.M. Overbeeke
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting en onduidelijke inkomstenadministratie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de intrekking van bijstand van betrokkene, die in de periode van 9 mei 2003 tot en met 4 december 2007 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking was gebaseerd op de schending van de inlichtingenverplichting door betrokkene, die geen deugdelijke administratie bijhield van zijn activiteiten voor een stichting en een verzwegen bankrekening had. De gemeente Amsterdam had na een onderzoek, dat onder andere bestond uit dossieronderzoek en verhoren, besloten de bijstand van betrokkene over een bepaalde periode te herzien en terug te vorderen. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de inkomsten uit de verzorging van betrokkene's moeder niet relevant waren voor de besluitvorming. De Raad concludeerde dat betrokkene meer dan marginale werkzaamheden voor de stichting had verricht en dat hij de inlichtingenverplichting had geschonden. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van 25 juli 2012, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. De Raad oordeelde dat betrokkene niet had aangetoond dat hij recht had op bijstand, gezien het ontbreken van een controleerbare administratie van zijn inkomsten en activiteiten.