ECLI:NL:CRVB:2014:1744
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) vanwege een schending van de inlichtingenverplichting door de appellant. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, die eerder het beroep tegen het besluit van het college ongegrond had verklaard. De appellant ontving bijstand vanaf 13 januari 2011, maar er ontstond twijfel over zijn woonadres na een melding dat zijn moeder samenwoonde met haar ex-man, de vader van appellant. Hierop heeft de sociale recherche onderzoek gedaan, waarbij onder andere dossieronderzoek en buurtonderzoek zijn verricht. De bevindingen leidden tot de conclusie dat appellant niet op het opgegeven uitkeringsadres woonde en dat hij dit niet had gemeld aan het college. Het college heeft vervolgens de bijstand herzien en de gemaakte kosten teruggevorderd. De Raad oordeelt dat de appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan, wat een grond vormt voor intrekking van de bijstand. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt. De Raad benadrukt dat de appellant geacht wordt op de hoogte te zijn van zijn verplichtingen en dat de onderzoeksresultaten voldoende zijn om de intrekking van de bijstand te rechtvaardigen.