ECLI:NL:CRVB:2014:1731
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 mei 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank ’s-Gravenhage. Appellante, die als onderwijsassistente werkte, was op 4 september 2009 uitgevallen vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante met ingang van 2 september 2011 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor zij geen recht had op een WIA-uitkering. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard door de rechtbank.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rechtbank onvoldoende waarde heeft gehecht aan de medische informatie van haar behandelend psychiater en PsyQ. Zij stelde dat er sprake was van een ernstige depressie en dat er een urenbeperking moest worden vastgesteld. Het Uwv daarentegen betoogde dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere beoordeling van de verzekeringsartsen in twijfel trok.
De Raad heeft vastgesteld dat het hoger beroep zich richtte tegen de medische grondslag van het bestreden besluit. De Raad concludeerde dat de rechtbank de gronden van appellante op juiste wijze had beoordeeld en dat er voldoende informatie beschikbaar was om tot een verantwoord oordeel te komen. De Raad onderschreef de beoordeling van de rechtbank en oordeelde dat appellante, met inachtneming van haar beperkingen, in staat was om licht productiewerk te verrichten.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier.