ECLI:NL:CRVB:2014:1709
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op grond van psychische beperkingen en het niet openen van officiële brieven
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van bijstand aan appellant, die sinds 19 augustus 2010 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem had de bijstand van appellant opgeschort omdat hij niet had gereageerd op verzoeken om informatie, waaronder een statusformulier en bankafschriften. Appellant stelde dat hij door zijn geestesgesteldheid niet in staat was om officiële brieven van de gemeente te openen, en dat dit hem niet kon worden verweten. Hij voerde aan dat er sprake was van een verboden vorm van discriminatie omdat hij niet werd gecompenseerd voor zijn beperkingen.
De Raad oordeelde dat appellant niet voldoende objectieve medische gegevens had overgelegd om aan te tonen dat hij op het moment van de intrekking zodanige psychische beperkingen had dat hij niet in staat was om de brieven te openen. De Raad benadrukte dat, zelfs als men zou aannemen dat appellant niet in staat was om de brieven te openen, het in de rede had gelegen om hulp van derden in te roepen. De Raad concludeerde dat aan de voorwaarden voor intrekking van de bijstand was voldaan, en dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen, en de eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland werd bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.