ECLI:NL:CRVB:2014:1678

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 mei 2014
Publicatiedatum
15 mei 2014
Zaaknummer
12-4794 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herplaatsingskandidaat en functievolgerschap in het ambtenarenrecht na reorganisatie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die sinds 1991 in dienst is van het openbaar lichaam sociale werkvoorziening Drechtsteden, laatstelijk als trajectcoach. Na een reorganisatie heeft het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam besloten de functie van appellant op te heffen en hem niet aan te wijzen als functievolger voor de functies van intaker en hoofd ontwikkelafdeling. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt en stelt dat zijn oorspronkelijke functie niet ingrijpend is veranderd en dat hij als functievolger voor de nieuwe functie van hoofd ontwikkelafdeling had moeten worden aangemerkt.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de functie van trajectcoach ingrijpend afwijkt van de functie van hoofd ontwikkelafdeling. De Raad oordeelt dat de werkzaamheden van de trajectcoach niet terugkwamen in de nieuwe organisatie en dat het dagelijks bestuur op goede gronden heeft besloten appellant als herplaatsingskandidaat aan te merken. De ingangsdatum van deze status is door het bestuur in redelijkheid vastgesteld op 1 juli 2011.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Dordrecht, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard. De Raad oordeelt dat het dagelijks bestuur in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat de functie van trajectcoach na de reorganisatie niet langer deel uitmaakte van de formatie. De Raad wijst erop dat de functie van hoofd ontwikkelafdeling verantwoordelijkheden met zich meebrengt die niet vergelijkbaar zijn met die van de trajectcoach, en dat de appellant niet als functievolger kan worden aangemerkt voor de nieuwe functie. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

12/4794 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van
12 juli 2012, 12/52 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam sociale werkvoorziening Drechtsteden (dagelijks bestuur)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.J. Vis hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Vis. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. drs. J.H.M. Wesseling, mr. F.W.J. Rensman en J.C. Kooy.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is sinds 1991 in dienst van het openbaar lichaam, laatstelijk als trajectcoach, salarisschaal 9. Op grond van een contract tussen het openbaar lichaam en multifunctioneel centrum [naam centrum] was appellant ten tijde van belang bij [naam centrum] gedetacheerd. In het kader van een reorganisatie heeft het dagelijks bestuur bij besluit van 18 mei 2011 (besluit 1) aan appellant laten weten dat zijn functie wordt opgeheven en dat hij niet als functievolger wordt aangewezen voor de functies van intaker en hoofd ontwikkelafdeling, omdat er substantiële verschillen zijn tussen die functies en de functie van trajectcoach. Bij besluit van 10 juni 2011 (besluit 2) is appellant meegedeeld dat hij niet geplaatst wordt in de functies van intaker en hoofd ontwikkelafdeling, waarvoor hij onder meer belangstelling had getoond. Bij besluit van 4 juli 2011 (besluit 3) is appellant meegedeeld dat hij per 1 juli 2011 wordt aangemerkt als herplaatsingskandidaat en dat op hem het Sociaal Plan van toepassing is.
1.2. Bij beslissing op bezwaar van 1 december 2011 (bestreden besluit) heeft het dagelijks bestuur de besluiten 1, 2 en 3, voor zover in dit geding van belang, gehandhaafd.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard. Zij heeft appellant niet gevolgd in zijn stelling dat de functie van trajectcoach na de reorganisatie als niet ingrijpend veranderde functie is teruggekomen in de functies van intaker of hoofd ontwikkelafdeling. Het dagelijks bestuur heeft appellant dan ook terecht niet als functievolger voor een van deze functies aangemerkt. Voorts heeft zij overwogen dat - met inachtneming van de terughoudendheid die is geboden wanneer de rechter beslissingen van het bestuursorgaan over de inrichting van de organisatie moet beoordelen - het dagelijks bestuur in redelijkheid heeft kunnen besluiten de functie van trajectcoach na de reorganisatie met ingang van 1 juli 2011 niet langer deel te laten uitmaken van de formatie. Hieraan doet niet af dat het contract tussen het openbaar lichaam en [naam centrum] tot oktober 2012 voortduurde, en de taken van appellant in het kader van de arbeidsongeschiktheid van appellant en het uitdienen van een tijdelijk contract van een andere medewerker eind juni 2011 aan die andere medewerker zijn overgedragen. Nu appellants formatieve functie per 1 juli 2011 was vervallen, heeft het dagelijks bestuur hem in redelijkheid per die datum als herplaatsingskandidaat kunnen aanmerken.
3.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Het geding in hoger beroep spitst zich toe op de stelling van appellant dat het samenstel van zijn werkzaamheden als trajectcoach in de nieuwe organisatie niet per 1 juli 2011 is komen te vervallen. Niet alleen zijn zijn werkzaamheden vanaf eind juni 2011 voortgezet door een tijdelijke medewerker, maar bovendien is het samenstel van zijn werkzaamheden terug te vinden in de nieuwe functie van hoofd ontwikkelafdeling bij [naam centrum], die in juni 2012 is opengesteld. Appellant heeft deze functie opgeëist en zich aangemeld voor de sollicitatieprocedure; zonder succes. In geding is niet meer of appellant als functievolger voor de functie van intaker had moeten worden aangemerkt.
3.2.
De Raad stelt vast dat de ontwikkelingen in de sociale werkvoorziening Drechtsteden elkaar zo snel zijn opgevolgd, dat getwist kan worden over de vraag of de nieuwe functie van hoofd ontwikkelafdeling bij [naam centrum], waarvoor in 2012 werd geworven, dezelfde functie is als de functie hoofd ontwikkelafdeling waarvan in besluit 1 sprake was. Strikt genomen zou betoogd kunnen worden dat die nieuwe functie buiten de omvang van dit geding valt. Het dagelijks bestuur heeft er voorts nog op gewezen dat vanwege bezuinigingen het contract met [naam centrum] per 1 april 2013 is beëindigd en de nieuwe functie in verband daarmee alweer is opgeheven.
3.3.
Vanwege het belang van een finale geschilbeslechting zal de Raad mede in zijn beoordeling betrekken of appellant uit het oogpunt van functievolgerschap voor die nieuwe functie in aanmerking had moeten worden gebracht. Daarvoor is temeer reden, nu ter zitting van de Raad desgevraagd is verklaard dat het min of meer dezelfde functie betrof, maar dat het in 2012 specifiek om [naam centrum] ging. De Raad zal, nu onduidelijk is gebleven wat de eventuele inhoudelijke verschillen zijn, in zijn beoordeling beide functies van hoofd ontwikkelafdeling als één en dezelfde functie in beschouwing nemen. Buiten beoordeling blijft of - los van het eventuele functievolgerschap - de behandeling van de sollicitatie van appellant naar de functie van hoofd ontwikkelafdeling op juiste wijze is verlopen, reeds omdat daarover geen gegevens beschikbaar zijn.
3.4.
Met de rechtbank wordt geoordeeld dat de vraag of appellant als functievolger kan worden aangemerkt beantwoord dient te worden aan de hand van het per 1 juli 2011 in werking getreden Sociaal Plan. Uit artikel 2:2 in samenhang met artikel 1:1, eerste lid, onder i, van het Sociaal Plan volgt dat van functievolgerschap sprake is, indien de oorspronkelijke functie na de reorganisatie niet ingrijpend verandert. Daarbij wordt onder oorspronkelijke functie verstaan het samenstel van feitelijke werkzaamheden dat de medewerker voor de reorganisatie in opdracht diende te verrichten.
3.5.
Bezien tegen de achtergrond van genoemde bepalingen deelt de Raad het oordeel van de rechtbank dat niet gezegd kan worden dat appellants oorspronkelijke functie van trajectcoach niet ingrijpend afwijkt van de functie van hoofd ontwikkelafdeling. Daarbij wordt van belang geacht dat de functie van trajectcoach in hoofdzaak inhield het regie voeren en bewaken van de uitvoering van trajectplannen van circa 75 medewerkers. De circa tien trajectcoaches waren hiërarchisch ondergeschikt aan het hoofd trajectcoaches. De functie van hoofd ontwikkelafdeling daarentegen kent, naast taken op het gebied van het ontwikkelen van medewerkers, als belangrijkste element het vanuit integraal management leiding geven aan enkele tientallen medewerkers. Anders dan de trajectcoach is het hoofd ontwikkelafdeling daarmee verantwoordelijk voor de besluitvorming over alle rechtspositionele aangelegenheden die de medewerkers betreffen en voor het behalen van financiële en productiedoelstellingen. Dat appellant als trajectcoach ook wel in bepaalde situaties - onder verantwoordelijkheid van het hoofd trajectcoaches - zorg droeg voor personele zaken als tijdverantwoording en ziekteverzuim, doet niet in betekenende mate af aan het ingrijpende verschil in taken en verantwoordelijkheden tussen beide functies. Ook het gegeven dat, zoals appellant heeft gesteld, de functie-eisen voor beide functies vergelijkbaar waren en dat beide functies in salarisschaal 9 waren ingedeeld kan hieraan niet afdoen. Appellant is dus op goede gronden niet aangemerkt als functievolger voor de functie van hoofd ontwikkelafdeling.
3.6.
Nu het samenstel van werkzaamheden van de functie trajectcoach niet terugkeerde in de nieuwe organisatie, is bij besluit 1 op goede gronden besloten appellant als herplaatsingskandidaat aan te merken. Om een einde te maken aan de vervolgens ontstane onzekerheid over de ingangsdatum van deze status heeft het bestuur bij besluit 3 de ingangsdatum in redelijkheid op 1 juli 2011 kunnen bepalen. De Raad onderschrijft hetgeen de rechtbank daarover heeft overwogen en verwijst daarnaar.
3.7.
Uit 3.1 tot en met 3.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking.
4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door K.J. Kraan als voorzitter en J.J.A. Kooijman en
G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als leden, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2014.
(getekend) K.J. Kraan
(getekend) J.T.P. Pot

IJ