ECLI:NL:CRVB:2014:167

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 januari 2014
Publicatiedatum
27 januari 2014
Zaaknummer
12-1778 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uitbreiding lesuren voor docent klassieke zang

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, een docent klassieke zang, tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maastricht. Appellant verzocht om uitbreiding van zijn lesuren na het vertrek van een collega. Het college besloot echter een externe kandidaat aan te stellen voor de vrijgekomen uren. Appellant werd niet als geschikte kandidaat beschouwd, wat leidde tot een bestreden besluit dat na bezwaar werd gehandhaafd. De rechtbank Maastricht verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep beoordeelt de argumenten van appellant, die stelt dat het college ten onrechte heeft geconcludeerd dat hij niet voldeed aan het functieprofiel. De Raad oordeelt dat de gesprekken en verslagen voldoende inzicht geven in de functie-eisen en dat de voorkeur voor een vrouwelijke kandidaat en een jonger persoon niet onredelijk is. Appellant had ook eerder zijn belangstelling voor de vrijgekomen uren moeten kenbaar maken, aangezien het vertrek van de zangdocente al enige tijd bekend was.

De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 januari 2014.

Uitspraak

12/1778 AW
Datum uitspraak: 23 januari 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van
20 februari 2012, 11/679 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te[woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. G.F. Kortooms hoger beroep ingesteld.
Namens het college heeft mr. G.P.F. van Duren, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2013. Appellant is verschenen. Namens het college zijn verschenen mr. Van Duren en M. Vennix.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant is werkzaam als docent klassieke zang bij Muziekschool [naam muziekschool] te [vestigingsplaats], met een aanstelling voor 3,58 uur per week.
1.2. Bij brief van 21 juni 2010 heeft appellant, naar aanleiding van het vertrek van docente klassieke zang, S, verzocht om uitbreiding van het aantal aan hem toegewezen lesuren klassieke zang.
1.3. De leidinggevende van appellant heeft bij e-mail van 23 juni 2010 intern bekend gemaakt dat het besluit is genomen om een externe kandidate aan te stellen voor de uren die zijn vrijgekomen door het vertrek van S. Bij besluit van 29 juli 2010 is aan de kandidate meegedeeld dat zij met ingang van 1 augustus 2010 tot en met 31 juli 2011 tijdelijk is benoemd in de functie van docente muziek klassiek.
1.4. In een gesprek op 30 juni 2010 heeft de leidinggevende aan appellant meegedeeld dat hij geen geschikte kandidaat is voor de invulling van de vrijgekomen uren. Vervolgens heeft de leidinggevende op 19 juli 2010 een voortgangsgesprek gehouden met appellant.
1.5. Bij besluit van 23 maart 2011 (bestreden besluit) is, na bezwaar, het benoemingsbesluit van 29 juli 2010 gehandhaafd. Hieraan is ten grondslag gelegd dat appellant niet behoefde te worden beschouwd als een geschikte kandidaat om de vrijgekomen uren in te vullen.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.
Appellant heeft op de hierna te bespreken gronden hoger beroep ingesteld.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellant stelt zich op het standpunt dat het college ten onrechte heeft geconcludeerd dat hij niet voldeed aan het functieprofiel. Appellant wordt niet gevolgd in dit standpunt. Uit de gedingstukken kan worden opgemaakt dat op 6 juli 2009 een gesprek met hem is gevoerd over de noodzaak van het organiseren van presentaties voor leerlingen door appellant, dat het vak een betere uitstraling moet krijgen en dat promotionele activiteiten moeten worden georganiseerd. In het voortgangsgesprek van 19 juli 2010 heeft de leidinggevende gewezen op het beleid gericht op een nieuwe impuls, omdat in de voorgaande jaren een terugloop van leerlingen heeft plaatsgevonden. Daarbij is te weinig geworven en was te weinig aandacht voor vernieuwing en nieuwe initiatieven. De verslagen van deze gesprekken geven voldoende inzicht in de overwegingen die ten grondslag liggen aan de gestelde functie-eisen. De in het functieprofiel opgenomen functie-eisen zijn in overeenstemming met wat in deze gesprekken aan appellant is meegedeeld.
4.2.
In de functie-eisen is voorts opgenomen dat, gelet op de samenstelling van de vakgroep, de voorkeur uitgaat naar een vrouwelijke kandidaat. Een dergelijke voorkeur is niet onredelijk, temeer nu de vertrekkende collega een vrouw was. Gelet op hetgeen onder 4.2 is overwogen, is het evenmin onredelijk om in de functie-eisen een voorkeur op te nemen voor een jonger persoon.
4.3.
De stelling van appellant dat de vacature niet intern bekend is gemaakt, waardoor hij niet in de gelegenheid was om (eerder) zijn belangstelling kenbaar te maken voor de vrijgekomen uren, kan hem niet baten. Op basis van de gedingstukken is het aannemelijk dat vanaf eind 2009 in de organisatie bekend was dat zangdocente S zou vertrekken. Het lag op de weg van appellant om vervolgens zijn belangstelling voor de vrijgekomen uren tijdig te laten blijken. Appellant heeft deze belangstelling echter pas bij brief van 21 juni 2010 kenbaar gemaakt.
4.4.
Het betoog van appellant dat het college de voorkeursvolgorde in het Reglement Werving en Selectie (Reglement) heeft geschonden, slaagt niet. De procedure in het Reglement dient ter werving en selectie van kandidaten voor een benoeming. Omdat hij al was benoemd als docent had appellant - zoals ter zitting bij de Raad is bevestigd - het oog op urenuitbreiding en niet op een benoeming.
4.5.
Uit hetgeen onder 4.1 tot en met 4.5 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.Th. Wolleswinkel als voorzitter en J.N.A. Bootsma en
C.H. Bangma als leden, in tegenwoordigheid van T.A. Meijering als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2014.
(getekend) J.Th. Wolleswinkel
(getekend) T.A. Meijering

HD