ECLI:NL:CRVB:2014:164

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 januari 2014
Publicatiedatum
27 januari 2014
Zaaknummer
11-7299 AOR
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Korting op AOR-pensioen wegens neveninkomsten en pensioenaanspraken

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 januari 2014 uitspraak gedaan in het geding tussen een appellant, woonachtig in Spanje, en de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling (verweerster). De appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerster van 9 november 2011, waarin werd medegedeeld dat zijn AOR-uitkering niet tot uitbetaling zou komen vanwege te hoge neveninkomsten, met name pensioenaanspraken van Lantronic BV en Metalektro. De Raad heeft vastgesteld dat de pensioenaanspraken van de appellant binnen het failliete Lantronic BV zijn gebleven en niet meer te gelde kunnen worden gemaakt. Hierdoor is de Raad van oordeel dat de verweerster ten onrechte de neveninkomsten heeft vastgesteld op basis van deze pensioenaanspraken.

Tijdens de zitting op 21 november 2013 heeft de appellant verklaard dat hij geen ander (neven)inkomen geniet en dat zijn aandelen in Lantronic BV door zijn zoon zijn overgenomen. De Raad heeft de financiële positie van de appellant als voldoende inzichtelijk beoordeeld, mede op basis van rapportages van de curator in het faillissement van Lantronic BV. De Raad concludeert dat het bestreden besluit berust op een onjuiste grondslag en vernietigt dit besluit.

De Raad heeft bepaald dat de appellant met ingang van 1 januari 2009 aanspraak heeft op een invaliditeitsuitkering van € 579,71 per maand, met inachtneming van de voorgeschreven kortingen in verband met andere inkomsten. Daarnaast is verweerster veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 279,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.

Uitspraak

11/7299 AOR
Datum uitspraak: 23 januari 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellant], [woonplaats], Spanje (appellant)
de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling (verweerster)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerster van 9 november 2011, kenmerk 0006938/CAOR (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2013. Daar is appellant verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H.G. Belleflamme en mr. R.L.M.J. Gielen.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant, geboren in 1939 in het toenmalig Nederlands-Indië, is bij besluit van 2 april 2010 aangemerkt als oorlogsslachtoffer in de zin van de AOR. Met ingang van 1 januari 2009 is hij in aanmerking gebracht voor een invaliditeitsuitkering berekend naar een uitkeringspercentage van 15. Daarbij is vermeld is dat op de invaliditeitsuitkering de voorgeschreven kortingen in verband met andere inkomsten dienen te worden toegepast.
1.2. Bij besluit van 1 oktober 2010 heeft verweerster aan appellant meegedeeld dat de AOR-uitkering niet tot uitbetaling komt. Als reden is aangegeven dat de op de uitkering te korten neveninkomsten, te weten de pensioenaanspraken van Lantronic BV en Metalektro, hoger zijn dan zijn AOR-uitkering. Verder acht verweerster de financiële (vermogens)positie van appellant onduidelijk, onder meer omdat niet inzichtelijk is gemaakt of appellant nog belang heeft in een of meerdere BV’s in het binnen- of buitenland, dan wel of de BV’s zijn overgedragen aan zijn zoon. Het tegen dit besluit ingediende bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2.
In beroep komt de Raad tot de volgende beoordeling.
2.1.
Op grond van nader verkregen informatie is het voor verweerster voldoende duidelijk geworden dat de pensioenaanspraken van appellant binnen het bedrijf Lantronic BV zijn gebleven en dat deze aanspraken - kort gezegd - na het uitspreken van het faillissement van Lantronic BV niet meer te gelde kunnen worden gemaakt. Reden voor haar om deze aanspraken alsnog buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van de eventueel te korten neveninkomsten. Desondanks blijft verweerster van mening dat nog te veel onduidelijkheid bestaat over de financiële vermogenspositie van appellant, met name omtrent eventuele deelname in BV’s, zodat niet exact de neveninkomsten kunnen worden vastgesteld en daardoor ook niet kan worden bepaald of de uitkering tot uitbetaling komt.
2.2.
Appellant heeft ter zitting nog eens benadrukt dat hij niet over meer of ander vermogen beschikt dan al uit de gegevens naar voren komt. Zo heeft hij aangegeven dat zijn aandelen in Lantronic BV door zijn zoon zijn overgenomen. De zoon heeft deze aandelen vervolgens ondergebracht in een holding die alleen zuiver formeel nog bestaat. Daarin heeft of had appellant geen enkel belang. Met het failliet verklaren van Lantronic BV is ook de Duitse Lantronic GmbH ten onder gegaan. De in de overige landen genoemde onderdelen van Lantronic bestonden slechts in naam en hebben nooit enige reële betekenis gehad, aldus appellant.
2.3.
Ter zitting is duidelijk geworden dat het niet te verwachten is dat appellant naast de al aanwezige financiële en fiscale gegevens meer of andere financiële gegevens kan overleggen. Op grond van de al aanwezige gegevens - waaronder met name uitvoerige en regelmatige rapportages van de curator in het faillissement van Lantronic BV - en de ter zitting gegeven toelichting, is voorts de financiële (vermogens)positie van appellant naar het oordeel van de Raad wél voldoende inzichtelijk geworden. Voor de Raad is dan ook aannemelijk dat appellant naast de al bekende pensioenen geen ander (neven)inkomen geniet dan wel nog enig belang heeft in een van de BV’s.
2.4.
Het voorgaande brengt mee dat het bestreden besluit berust op een onjuiste grondslag en dient te worden vernietigd. Met het oog op een definitieve geschilbeslechting kan en zal de Raad zelf in de zaak voorzien. Mede in het belang van de duidelijkheid zal hij bepalen dat appellant ingaande 1 januari 2009 onverminderd aanspraak heeft op een invaliditeitsuitkering van € 579,71 per maand, met dien verstande dat op dit bedrag de voorgeschreven kortingen dienen te worden toegepast in verband met andere inkomsten (pensioen Metalektro en Algemeen ouderdomspensioen).
3.
Er is aanleiding om verweerster te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep tot een bedrag van € 279,- aan gemaakte reiskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het beroep tegen het besluit van 9 november 2011 gegrond en vernietigt dat besluit;
- bepaalt dat appellant onverminderd aanspraak heeft op een invaliditeitsuitkering, als onder
2.4 omschreven;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 9 november
2011;
- bepaalt dat verweerster aan appellant het door hem betaalde griffierecht van € 35,- vergoedt;
- veroordeelt verweerster in de kosten van appellant tot een bedrag van € 279,-.
Deze uitspraak is gedaan door R. Kooper als voorzitter en B.J. van de Griend en
G.L.M.J. Stevens als leden, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2014.
(getekend) R. Kooper
(getekend) M.R. Schuurman

HD